Ideën, zesde bundel
1184.
En nu, gewillige Muze, leid ons terug naar den Pietersburg! Blaas my in, wat daar geschiedde gedurende Wouters romantische omzwerving, en zorg dat m'n taal niet al te ver sta beneden de waardigheid van 't onderwerp! Wy weten reeds, o Clio, hoe de slotvoogdes haar spruit had zien uittrekken tot bescherming zyner geïmproviseerde dame, en hoe zy hem wel geen zegenbeden, heilwensen of gewyden sjerp meegaf, maar 'n slaapmuts toch, en den bekenden sitsen nachtpon. Wy weten hoe Jonker Stoffel, erfstadhouder van den familieroem...
Komaan, laat ons liever de zaak heel eenvoudig behandelen. Die Muze kan wegblyven. Juffrouw Pieterse was den bewusten vrydagavond naar bed gegaan als gewoonlyk. En de rest ook. Van akelige dromen is me niets gebleken. In m'n archieven vind ik geen spoor van angst over 't vreselyk gevaar waaraan men Wouter zo onbedacht had blootgesteld, misschien wel omdat dit ge-vaar z'n verwanten ten enen male onbekend was. Juffrouw Laps had waarlyk niet nodig gehad haar opzetje zo fyn in te kleden, en 't overslaan van Wouters naam by 't oproepen van de ridders wier bescherming zy beweerde nodig te hebben, was 'n overbodige weelde van staatkundery. Dank zy de domheid der Pietersens zou ze by veel grover behandeling van zaken, even goed haar doel bereikt hebben. De voornaamste aandoening die haar onbegrepen taktiekje teweegbracht, sproot voort uit den afkeer dien haar gehele persoonlykheid inboezemde, en volstrekt niet uit achterdocht omtrent haar byzonder plan. Aan zo-iets werd by de Pietersens niet gedacht. De oorzaak hiervan lag volstrekt niet in zedelyke hoogte, maar geheel-en-al in laagte van verstandelyke ontwikkeling. Zekere lieden zouden omtrent Mens en Wereld veel te leren hebben, voor ze 't standpunt van beredeneerd vertrouwen bereiken.
En ook van de geestige onwetendheid die we naïveteit noemen, was hier geen spraak. Dat de Pietersens voor weinigen uit den weg behoefden te gaan in onkunde, moge waar zyn, maar geestig waren ze niet. Ze hadden in dit byzonder geval alleen hierom niets ergs gedacht, omdat ze gewoon waren in 't geheel niet te denken, en deelden dus de verdienste van 't vertrouwen, met Wouters muts die er ook geen kwaad in zag, juffrouw Laps 'n paar uurtjes gezelschap te houden.
Om de onwaarde dezer soort van onschuld in 't licht te stellen, bedenke men dat het aantal deftige verleid-barons waarop de meisjes met smart zaten te wachten, hoe gering ook in de werkelykheid, zeer groot was in haar verbeelding. Sedert lang hadden zy zich tot snel begrypen gereed gemaakt, voor 't geval dat er eens eindelyk 'n wezenlyke iemand mocht opdagen, die de goedheid had wat te doen te geven aan haar deugd. Met 'n tiende deel der krygskunde van juffrouw Laps, zouden de Lovelaces kunnen volstaan, en juist hieraan had zy te danken dat men op háár pogingen zo weinig acht sloeg. Een treurige verwringing van 't zieleleven stond het waarnemen en beoordelen der psychologische verschynsels by anderen, vierkant in den weg. Zo bemerkt de beschonkene niet dat z'n kameraad te veel gedronken heeft. Alle studie vordert matigheid, onthouding, ekonomie van verstand en hart, en in zekeren zin ascetisme. De zeer moeilyke taak van zielontleding kan niet worden ten uitvoer gebracht door iemand die z'n eigen ziel wegwerpt, d.i. 't gereedschap waarmee hy arbeiden moet. Deze waarheid schynt zeer eenvoudig, en wordt toch door de meesten niet begrepen. Men moet hun uitdrukkelyk by herhaling verzekeren - en dan nog vaak tevergeefs - dat 'n dronken Jan Steen niet schilderen kan, en dat 'n kunstenaar die voortbracht wat hy voortbracht, met inspanning moet gewerkt hebben. Arbeid nu is 't meest doorslaand blyk van moraliteit. Wie dit niet inziet, heeft te weinig gewerkt, en staat dus ook zedelyk niet zeer hoog.
Wil men in deze opmerking 'n voorlopig antwoord vinden op de poging die ik - door ervaring geleerd! - van m'n landgenoten tegemoet zie, om myn arbeid te vereenzelvigen met enkele myner typen, my met Stoffel en juffrouw Laps... het zy zo! We weten nu eenmaal hoe 't Nederlands Publiek gewoon is z'n schulden te betalen. Ik las dezer dagen enige Tydschriften, en ben treurig gestemd. Niet om mynentwil, maar om 't land waar ik 't ongeluk had geboren te worden. De weerklank die tot my komt... Doch we zyn by de Pietersens, en wel op den zaterdagmorgen toen Wouter zo duchtig werd onder handen genomen door de goeie Vrouw Claus. Ik zal trachten m'n stemming te overwinnen, en voortgaan zo goed of kwaad dan als de bitterheid over kwaadaardige miskenning toelaat of veroorzaakt. Bovendien, ik acht me niet geroepen om verschipbreukte lettermannen aan wat opgang te helpen.