Volledige Werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871
[1 januari 1870 Edu wordt zestien jaar]
[januari 1870 Brief van De Vletter aan Multatuli]
[6 januari 1870 Artikel van A. Buijs in Asmodée]
[8 januari 1870 Ideeën van Quintillianus in De Dageraad]
[13 januari 1870 Brief van de firma Enschedé aan Multatuli]
[13 januari 1870 Artikel in de Soerabaya Courant]
[januari 1870 Brief van De Vletter aan Multatuli]
[20 januari 1870 Bijdrage van Jhr. F.A. Hartsen in Asmodée]
[28 januari 1870 Brief van Tine aan Stéphanie]
[28 januari 1870 Brief van Edu aan Stéphanie]
[31 januari 1870 Causerie XVII, eerste deel, in De Locomotief]
[2 februari 1870 Causerie XVII, tweede deel]
[2 februari 1870 Rekest voor J. de Vletter]
[4 februari 1870 Causerie XVII, derde deel, in De Locomotief]
[7 februari 1870 Brief van Tine aan Stéphanie]
[13 februari 1870 Brief van Tine aan Stéphanie]
[14 februari 1870 Brief van Multatuli aan Boelen]
[15 februari 1870 Causerie XVIII in De Locomotief]
[17 februari 1870 Artikel van A. Buijs in Asmodée]
[25 februari 1870 Brief van Tine aan Stéphanie]
[2 maart 1870 Multatuli wordt vijftig jaar]
[maart 1870 Brief van De Vletter aan Multatuli]
[18 maart 1870 Brief van Tine aan Stéphanie]
[24 maart 1870 Multatuli schrijft aan De Vletter]
[26 maart 1870 Brief van Multatuli aan Huisman]
[Bijlage Vier artikelen van Sentot in het Stuiversblad]
[31 maart 1870 Bijdrage van Jhr. F.A. Hartsen in Asmodée]
[1 april 1870 Brief van De Vletter aan Multatuli]
[1 april 1870 Kwitantie van Baron van Plettenberg]
[april 1870 Multatuli vertrekt naar Duitsland]
[12 april 1870 Bijdrage van Roorda van Eysinga in De Locomotief]
[Bijlage Mededelingen over Multatuli's verblijf in Mainz]
[23 april 1870 Brief van A. van der Ghinst aan Multatuli]
[25 april 1870 Brief van A. van der Ghinst aan Multatuli]
[26 april 1870 Brief van Multatuli aan Straatman]
[4 mei 1870 Brief van Schadd aan Straatman]
[5 mei 1870 Bijdrage van Multatuli in Het Noorden]
[12 mei 1870 Tweede bijdrage van Multatuli in Het Noorden]
[13 mei 1870 J.C.P. Hamminck Schepel overlijdt]
[15 mei 1870 Brief van Multatuli aan Van der Ghinst]
[19 mei 1870 Derde bijdrage in Het Noorden]
[21 mei 1870 Brief van Multatuli aan Tersteeg]
[26 mei 1870 Vierde bijdrage in Het Noorden]
[27 mei 1870 Brief van Multatuli aan Tersteeg]
[27 mei 1870 Ottilie Katzenstein-Coss overlijdt]
[28 mei 1870 Brief van Multatuli aan Tersteeg]
[29 mei 1870 Brief van Multatuli aan Van der Ghinst]
[29 mei 1870 Brief van Multatuli aan Tersteeg]
[30 mei 1870 Brief van Multatuli aan Van der Ghinst]
[mei 1870 Tine, Edu en Nonni verlaten Den Haag]
[Bijlage Mededelingen van A. Douwes Dekker-Post v. L.]
[1 juni 1870 Nonni wordt dertien jaar]
[1 juni 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[1 juni 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[1 juni 1870 Brief van Multatuli aan Tersteeg]
[2 juni 1870 Brief van Multatuli aan Tersteeg]
[2 juni 1870 Brief van Multatuli aan Mimi]
[2 juni 1870 Vijfde bijdrage in Het Noorden]
[juni 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[5 juni 1870 Brief van Multatuli aan Tersteeg]
[5 juni 1870 Brief van Multatuli aan Mimi]
[5 juni 1870 Brief van Multatuli aan Mimi]
[5 juni 1870 Brief van A. van der Ghinst aan Multatuli]
[6 juni 1870 Brief van Multatuli aan Tersteeg]
[6 juni 1870 Brief van Multatuli aan Tersteeg]
[7 juni 1870 Brief van Multatuli aan Tersteeg]
[8 juni 1870 Brief van Multatuli aan Mimi]
[8 juni 1870 Brief van Multatuli aan Van der Ghinst]
[9 juni 1870 Brief van Multatuli aan Mimi]
[9 juni 1870 Brief van Multatuli aan Tersteeg]
[9 juni 1870 Zesde bijdrage in Het Noorden]
[11 juni 1870 Brief van Multatuli aan Mimi]
[12 juni 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[14 juni 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[juni 1870 Mededelingen van Mimi]
[16 juni 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[16 juni 1870 Zevende bijdrage in Het Noorden]
[18 juni 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[23 juni 1870 Achtste bijdrage in Het Noorden]
[25 juni 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[27 juni 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[1 juli 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[1 juli 1870 Divagatiën I in Nederland]
[1 juli 1870 Negende bijdrage in Het Noorden]
[8 juli 1870 Tiende bijdrage in Het Noorden]
[9 juli 1870 Huwelijk van Sietske Abrahamsz]
[11 juli 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[14 juli 1870 Artikel van Jhr. Hartsen in Asmodée]
[15 juli 1870 Elfde bijdrage in Het Noorden]
[16 juli 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[18 juli 1870 Afkondiging pauselijke onfeilbaarheid]
[19 juli 1870 Oorlogsverklaring Frankrijk-Pruisen]
[Bijlage Mededelingen van Mimi over Mainz]
[21 juli 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[21 juli 1870 Multatuli schrijft Idee 738]
[22 juli 1870 Twaalfde bijdrage in Het Noorden]
[22 juli 1870 Multatuli en Mimi naar Gustavsburg]
[23 juli 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[24 juli 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[25 juli 1870 Brief van Tine aan Potgieter]
[26 juli 1870 Multatuli schrijft Idee 747]
[28 juli 1870 Bijdrage van Multatuli in De Locomotief]
[29 juli 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[29 juli 1870 Laatste bijdrage in Het Noorden]
[30 juli 1870 Artikel van Huisman in De Dageraad]
[31 juli 1870 Brief van Potgieter aan Van Vloten]
[1 augustus 1870 Multatuli schrijft Idee 756]
[1 augustus 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[1 augustus 1870 Divagatiën II in Nederland]
[2 augustus 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[5 augustus 1870 Bericht in Opregte Haarlemsche Courant]
[17 augustus 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[17 augustus 1870 Eerste helft Ideën I verschijnt]
[Bijlage Reklame voor Multatuli's werken]
[19 augustus 1870 Mededeling van Mimi inzake honorarium]
[Bijlage Aantekeningen van Mimi]
[1 september 1870 Divagatiën III in Nederland]
[1 september 1870 Brief van Tine aan Potgieter]
[2 september 1870 Het Franse Rijnleger capituleert]
[4 september 1870 Napoleon III afgezet]
[Bijlage Mededelingen van Mimi over Gustavsburg]
[17 september 1870 Brief van Des Amorie vd Hoeven aan Multatuli]
[17 september 1870 Eerste aflevering Ideën III verschijnt]
[20 september 1870 Tine int honderd francs]
[20 september 1870 Brief van Tine aan Potgieter]
[22 september 1870 Brief van Des Amorie vd Hoeven aan Multatuli]
[29 september 1870 Brief van J. van Gennep aan Van der Hoeven]
[3 oktober 1870 Multatuli schrijft voetnoot bij Idee 738]
[4 oktober 1870 Ingezonden stuk van J. van Gennep]
[5 oktober 1870 Brief van Des Amorie vd Hoeven aan Multatuli]
[Bijlage Mededelingen van Mimi over Multatuli's reactie]
[6 oktober 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[7 oktober 1870 Brief van Des Amorie vd Hoeven aan Multatuli]
[Bijlage Mededelingen van Mimi over Gustavsburg]
[12 oktober 1870 Artikel in de Sneeker Courant]
[14 oktober 1870 Brief van Multatuli aan Huisman]
[14 oktober 1870 Brief van J. van Gennep aan Van der Hoeven]
[15 oktober 1870 Oproep in De Werkman]
[18 oktober 1870 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[18 oktober 1870 Brief van Des Amorie vd Hoeven aan Multatuli]
[19 oktober 1870 Brief van Des Amorie vd Hoeven aan Multatuli]
[19 oktober 1870 Artikel in de Sneeker Courant]
[20 oktober 1870 Brief van Multatuli aan Huisman]
[20 oktober 1870 Brief van J. van Gennep aan Van der Hoeven]
[21 oktober 1870 Brief van Des Amorie vd Hoeven aan Multatuli]
[Bijlage Mededelingen van Mimi]
[21 oktober 1870 Brief van Tine aan Potgieter]
[21 oktober 1870 Brief van Kallenberg vd Bosch aan Potgieter]
[22 oktober 1870 Brief van Multatuli aan Bokma]
[oktober 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[23 oktober 1870 Brief van Multatuli aan Bokma]
[24 oktober 1870 Bijdrage van Multatuli in De Locomotief]
[24 oktober 1870 Brief van Des Amorie vd Hoeven aan Multatuli]
[25 oktober 1870 Telegram van Bokma]
[25 oktober 1870 Brief van J. van Gennep aan Van der Hoeven]
[25 oktober 1870 Brief van Des Amorie vd Hoeven aan Multatuli]
[25 oktober 1870 Brief van J. van Gennep aan Multatuli]
[Bijlage Mededelingen van Mimi]
[27 oktober 1870 Het franse Moezelleger capituleert]
[29 oktober 1870 Brief van Multatuli aan Huisman]
[29 oktober 1870 Mededelingen in De Werkman]
[30 oktober 1870 Bericht in het Handelsblad]
[1 november 1870 Multatuli en Mimi vestigen zich in Wiesbaden]
[2 november 1870 Tine int honderd francs]
[3 november 1870 Brief van J. van Gennep aan Multatuli]
[Bijlage Mededelingen van Mimi]
[november 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[5 november 1870 Bericht en artikel in De Werkman]
[9 november 1870 Multatuli voltooit Nog-eens Vrye Arbeid]
[10 november 1870 Brief van Multatuli aan Huisman]
[10 november 1870 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[10 november 1870 Brief van Multatuli aan Bokma]
[10 november 1870 Brief van A.L. van Plettenberg aan Waltman]
[12 november 1870 Kwitantie van Plet]
[12 november 1870 Artikel in De Werkman]
[13 november 1870 Oproep in de N.R.C.]
[14 november 1870 Brief van J. van Gennep aan Multatuli]
[19 november 1870 Multatuli schrijft Van Gennep]
[19 november 1870 Brief van W. van Lennep aan Multatuli]
[19 november 1870 Berichten in De Werkman]
[19 november 1870 Artikel in de Zaanlandsche Courant]
[19 november 1870 Ingezonden Stuk in de Java-Bode]
[20 november 1870 Kritiek in Onze Tolk]
[23 november 1870 De tweede aflevering van Ideën III verschijnt]
[25 november 1870 Brief van J. van Gennep aan Multatuli]
[26 november 1870 Bericht en Ingezonden Stukken in Zaanl. Crt.]
[26 november 1870 Artikel van Sentot in De Dageraad]
[27 november 1870 Brief van Multatuli aan Bokma]
[28 november 1870 Aantekeningen van Multatuli]
[29 november 1870 Bericht in Het Vaderland]
[30 november 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[30 november 1870 Eerste helft Ideën II herdrukt]
[1 december 1870 Artikel in Asmodée]
[2 december 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[4 december 1870 Brief van Multatuli aan De Geyter]
[6 december 1870 Brief van Multatuli aan Huisman]
[7 december 1870 Brief van Huisman aan Multatuli]
[Bijlage Mededelingen van Mimi]
[7 december 1870 Tweede helft Ideën II herdrukt]
[7 december 1870 Circulaire van G.L. Funke]
[Bijlage Bestellijstje van G.L. Funke]
[8 december 1870 Bijdrage van Jhr. Hartsen in Asmodée]
[8 december 1870 Artikel van Buijs in Asmodée]
[12 december 1870 Brief van Multatuli aan Roorda van Eysinga]
[Bijlage Mededelingen van Mimi over Specialiteiten]
[12 december 1870 Ingezonden Stuk in de Arnhemsche Courant]
[13 december 1870 Ingezonden Stuk van J. van Vloten]
[15 december 1870 Wissel op naam van Multatuli]
[15 december 1870 Bericht in het Handelsblad]
[Bijlage Mededelingen van Mimi]
[december 1870 Aanbiedingsbericht van K.H. Schadd]
[16 december 1870 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[18 december 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[18 december 1870 Concept mededeling van Tine]
[19 december 1870 Concept ingezonden Stuk]
[20 december 1870 Brief van Multatuli aan Huisman]
[20 december 1870 Bericht over geveild auteursrecht]
[21 december 1870 Bericht uit Sneek aan N.R.C.]
[22 december 1870 Brief van Multatuli aan Roorda van Eysinga]
[22 december 1870 Kwitantie van Plet]
[23 december 1870 Tine int honderd francs]
[23 december 1870 Brief van Tine aan Potgieter]
[24 december 1870 Nog-eens Vrye Arbeid verschijnt]
[24 december 1870 Ingezonden Stuk in Leidsch Dagblad]
[25 december 1870 Multatuli schrijft Wertheim]
[26 december 1870 Brief van Multatuli aan Huisman]
[27 december 1870 Telegram van Wertheim aan Multatuli]
[27 december 1870 Brief van Stieltjes aan Multatuli]
[27 december 1870 Brief van Wertheim aan Quack]
[29 december 1870 Brief van Wertheim aan Multatuli]
[december 1870 Notitie in Uilenspiegel]
[31 december 1870 Aantekeningen in het Memoriaal]
[31 december 1870 Brief van Multatuli aan Bokma]
[31 december 1870 Brief van Roorda van Eysinga aan Multatuli]
[1 januari 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[1 januari 1871 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[2 januari 1871 Brief van Multatuli aan redactie van Onze Eeuw]
[2 januari 1871 Brief van Multatuli aan Wertheim]
[2 januari 1871 Ingezonden Stuk van Oud-Officier]
[3 januari 1871 Brief van Multatuli aan Roorda v Eysinga]
[6 januari 1871 Brief van Multatuli aan Huisman]
[6 januari 1871 Beoordeling van Nog-eens Vrye Arbeid]
[6 januari 1871 Ingezonden Stuk in De Locomotief]
[8 januari 1871 Brief van Multatuli aan Huisman]
[9 januari 1871 Brief van Roorda v Eysinga aan Multatuli]
[9 januari 1871 Brief van Wertheim aan Multatuli]
[10 januari 1871 Brief van Multatuli aan Roorda v Eysinga]
[11 januari 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[11 januari 1871 Artikel van RvE in de Sneeker Courant]
[12 januari 1871 Brief van Multatuli aan Huisman]
[12 januari 1871 Brief van Multatuli aan Bokma]
[12 januari 1871 Brief van Multatuli aan Tiedeman]
[13 januari 1871 Brief van Multatuli aan Huisman]
[13 januari 1871 Brief van Multatuli aan Jhr. van Sypenstein]
[13 januari 1871 Brief van Multatuli aan Baron van Plettenberg]
[15 januari 1871 Brief van Multatuli aan Huisman]
[15 januari 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[januari 1871 Ingezonden Stuk van Huisman]
[15 januari 1871 Brief van Roorda v Eysinga aan Multatuli]
[17 januari 1871 Artikel in De Locomotief]
[18 januari 1871 Artikel van RvE in de Sneeker Courant]
[18 januari 1871 Proclamatie van het keizerrijk Duitsland]
[19 januari 1871 Brief van Multatuli aan Potgieter]
[19 januari 1871 Bericht in Het Vaderland]
[20 januari 1871 Artikel van Multatuli in Het Noorden]
[20 januari 1871 Max Havelaar derde druk verschijnt]
[21 januari 1871 Frans gedicht van Multatuli]
[21 januari 1871 Ingezonden Stuk in Het Vaderland]
[21 januari 1871 Artikel in Het Vaderland]
[21 januari 1871 Beoordeling in de Sneeker Courant]
[21 januari 1871 J.J. Rochussen overlijdt]
[22 januari 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[22 januari 1871 Bericht in het Algemeen Handelsblad]
[22 januari 1871 Bericht in de N.R.C.]
[22 januari 1871 Artikel in de N.R.C.]
[25 januari 1871 Kwitantie van Plet]
[25 januari 1871 Briefkaart van Wolters aan d'Ablaing]
[25 januari 1871 Brief van Multatuli aan Roorda v Eysinga]
[27 januari 1871 Brief van Multatuli aan Keller]
[28 januari 1871 Artikel in De Werkman]
[28 januari 1871 Ingezonden Stuk in De Toekomst]
[29 januari 1871 Brief van Kern e.a. aan Multatuli]
[30 januari 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[31 januari 1871 Brief van Multatuli aan Huisman]
[31 januari 1871 Eerste artikel in het Dagblad]
[1 februari 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[1 februari 1871 Bericht inzake de Multatuli-Commissie]
[1 februari 1871 Tweede artikel in het Dagblad]
[1 februari 1871 Ingezonden Stuk in De Toekomst]
[1 februari 1871 Brief van Multatuli aan Huisman]
[2 februari 1871 Brief van Roorda v Eysinga aan Multatuli]
[2 februari 1871 Derde artikel in het Dagblad]
[3 februari 1871 Brief van Tine aan Potgieter]
[3 februari 1871 Vierde artikel in het Dagblad]
[4 februari 1871 Ingezonden Stuk in De Toekomst]
[4 februari 1871 Advertentie van de Multatuli-Commissie]
[9 februari 1871 Brief van Potgieter aan Van Vloten]
[10 februari 1871 Advertentie van Huisman in Handelsblad]
[11 februari 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[11 februari 1871 Brief van Multatuli aan Huisman]
[12 februari 1871 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[12 februari 1871 Brief van Multatuli aan Huisman]
[13 februari 1871 Artikel in de Java-Bode]
[14 februari 1871 Artikel in de Java-Bode]
[14 februari 1871 Artikel in het Nieuw Bataviaasch Handelsblad]
[15 februari 1871 Artikel in het Nieuw Bataviaasch Handelsblad]
[februari 1871 Beoordeling in Onze Eeuw]
[27 februari 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[2 maart 1871 Artikel in de Java-Bode]
[3 maart 1871 Artikel in de Java-Bode]
[7 maart 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[13 maart 1871 Artikel in het Studenten Weekblad]
[13 maart 1871 Recensie opvoering Max Havelaar]
[maart 1871 Brief van Multatuli aan Huisman]
[Bijlage Notities voor Specialiteiten]
[17 maart 1871 Advertentie inzake opvoering Max Havelaar]
[18 maart 1871 Revolutionair verzet in Parijs]
[19 maart 1871 Recensie opvoering Max Havelaar]
[20 maart 1871 Bericht opvoering Max Havelaar]
[21 maart 1871 Artikel over Rochussen in de Java-Bode]
[23 maart 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[23 maart 1871 Brief van Multatuli aan Huisman]
[23 maart 1871 Ingezonden Stuk in de Java-Bode]
[26 maart 1871 Multatuli over de Commune]
[26 maart 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[27 maart 1871 Artikel in het Studenten Weekblad]
[31 maart 1871 Artikel van Roorda in De Locomotief]
[1 april 1871 Ingezonden Stuk in de N.R.C.]
[2 april 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[3 april 1871 Artikel in het Studenten Weekblad]
[10 april 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[12 april 1871 Brief van Multatuli aan het Studenten Weekblad]
[12 april 1871 Multatuli over Frankrijk]
[15 april 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[17 april 1871 Repliek van Multatuli in het Studenten Weekblad]
[20 april 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[21 april 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[22 april 1871 Kwitantie van Plet]
[24 april 1871 Dupliek in het Studenten Weekblad]
[25 april 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[28 april 1871 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[28 april 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[28 april 1871 Artikel van Roorda in De Locomotief]
[29 april 1871 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[30 april 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[30 april 1871 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[3 mei 1871 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[3 mei 1871 Brief van Faber aan Multatuli]
[8 mei 1871 Ingezonden Stuk in De Locomotief]
[10 mei 1871 Vrede van Frankfurt am Main]
[10 mei 1871 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[11 mei 1871 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[11 mei 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[11 mei 1871 Concept van brieven aan Van Plettenberg]
[11 mei 1871 Brief van Multatuli aan Van Plettenberg]
[12 mei 1871 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[16 mei 1871 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[17 mei 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[17 mei 1871 Brief van Multatuli aan Van Plettenberg]
[18 mei 1871 Brief van Multatuli aan Van Helden]
[18 mei 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[20 mei 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[21 mei 1871 Tine int honderd francs]
[23 mei 1871 Brief van Multatuli aan Van Plettenberg]
[23 mei 1871 Contract inzake Specialiteiten]
[24 mei 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[24 mei 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[25 mei 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[27 mei 1871 Brief van Waltman aan Van der Ghinst]
[27 mei 1871 Brief van Roorda v Eysinga aan Multatuli]
[28 mei 1871 Einde van de Commune van Parijs]
[30 mei 1871 Brief van Multatuli aan Van der Ghinst]
[30 mei 1871 Specialiteiten verschijnt]
[4 juni 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[5 juni 1871 Brief van Multatuli aan Van der Ghinst]
[8 juni 1871 Drie artikelen in Asmodée]
[10 juni 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[11 juni 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[12 juni 1871 Brief van Multatuli aan Huisman]
[14 juni 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[19 juni 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[22 juni 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[23 juni 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[24 juni 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[26 juni 1871 Artikel in De Locomotief]
[27 juni 1871 Aantekeningen in het Memoriaal]
[27 juni 1871 Artikel in De Locomotief]
[3 juli 1871 Artikel in Nieuw Bataviaasch Handelsblad]
[juli 1871 Multatuli voltooit Ideën III]
[19 juli 1871 Rekening-courant met Waltman]
[24 juli 1871 Brief van Funke aan Multatuli]
[25 juli 1871 Multatuli int de opbrengst van het auteursrecht]
[15 augustus 1871 Laatste aflevering Ideën III verschijnt]
[16 augustus 1871 Brief van Multatuli aan Funke]
[20 augustus 1871 Brief van Funke aan Multatuli]
[23 augustus 1871 Brief van Multatuli aan Funke]
[26 augustus 1871 Brief van Funke aan Multatuli]
[5 september 1871 Brief van Multatuli aan Funke]
[16 september 1871 Brief van Roorda v Eysinga aan Multatuli]
[24 september 1871 Brief van Funke aan Multatuli]
[29 september 1871 Ideën III compleet]
[15 oktober 1871 Artikel in Caecilia]
[27 oktober 1871 Brief van Multatuli aan Roorda v Eysinga]
[3 november 1871 Minnebrieven vijfde oplaag verschijnt]
[3 november 1871 Brief van Tine aan Stéphanie]
[10 november 1871 Brief van Multatuli aan Funke]
[15 november 1871 Brief van Funke aan Multatuli]
[18 november 1871 Brief van Multatuli aan Funke]
[23 november 1871 Brief van Funke aan Multatuli]
[24 november 1871 Brief van Multatuli aan Funke]
[29 november 1871 Brief van Multatuli aan Funke]
[30 november 1871 Brief van Multatuli aan Wintgens]
[3 december 1871 Brief van Wintgens aan Multatuli]
[5 december 1871 Brief van Multatuli aan Wintgens]
[5 december 1871 Brief van Multatuli aan Funke]
[6 december 1871 Aanbiedingscirculaire Max Havelaar]
[7 december 1871 Brief van Funke aan Multatuli]
[10 december 1871 Brief van Multatuli aan Funke]
[13 december 1871 Aantekening van Potgieter]
[14 december 1871 Brief van de firma Enschedé aan Multatuli]
[15 december 1871 Brief van Multatuli aan Wintgens]
[15 december 1871 Brief van Multatuli aan Funke]
[16 december 1871 Brief van Multatuli aan Wintgens]
[16 december 1871 Brief van Tine aan Potgieter]
[16 december 1871 Brief van Tine aan Stéphanie]
[17 december 1871 Brief van Multatuli aan Roorda v Eysinga]
[18 december 1871 Brief van Funke aan Multatuli]
[18 december 1871 Brief van Funke aan Multatuli]
[21 december 1871 Brief van Multatuli aan Funke]
[21 december 1871 Brief van Multatuli aan Roorda v Eysinga]
[23 december 1871 Brief van Funke aan Multatuli]
[24 december 1871 Brief van Wintgens aan Multatuli]
[28 december 1871 Brief van Multatuli aan Funke]
[29 december 1871 Eerste stuk van Millioenen-studiën verschijnt]
[30 december 1871 Brief van Funke aan Multatuli]
[31 december 1871 Brief van Multatuli aan Wintgens]
[30 juli 1870
Artikel van Huisman in De Dageraad]
30 juli 1870
Artikel van H.H. Huisman in De Dageraad, nr. 31. (K.B. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)
De Dageraad en het modernisme.
Een woord aan dr. H. Hartogh Heys van Zouteveen
De lezing van het ingezonden stuk van Dr. Hartogh Heys van Zouteveen, geplaatst in No. 28 van dit weekblad, heeft op mij een zeer ongunstigen en hoogst smartelijken indruk te weeg gebracht.
Ongunstig omdat, naar het voorkomt, de reclame van Dr. H.v.Z. aan het Voorloopig Bestuur van het Verbond van Vrije Denkers in Nederland gericht - door hem gezocht is, en door den steller van dat stuk alléén gebezigd werd met de liefelijke bedoeling mij eens een gevoeligen slag toe te brengen, Ik althans begrijp niet - daar in de 30 nos. van den 2en jaargang slechts één stuk van mijn hand voorkomt - waarmede ik zulk een vinnige veroordeeling zou verdiend hebben.
Die indruk was bovenal smartelijk, omdat het veroordeelende vonnis geveld werd door een geestverwant, een man die met ons de handen ineen slaat, en met ons samen werken wil tot de zedelijke en verstandelijke ontwikkeling van de menschheid.
Nu zou ik wel in dat onverdiende, onrechtvaardige vonnis stilzwijgend berust hebben, en zelfs de bescheiden vraag aan Dr. H.v.Z. mij niet veroorloofd hebben: of dat harde, onrechtvaardige vonnis de practische aanwending was van den door hem aangeprezen Melanchtonschen geest? Ik zou stilgezwegen hebben met de gedachte: ‘Heer, vergeef hem, hij weet niet wat hij doet.’ Doch in het bewuste stuk van Dr. H.v.Z. komen, om geen ander woord te gebruiken, zulke ongerijmde en zonderlinge beschuldigingen voor, dat ik verplicht ben, den mij zoo onverwacht voor de voeten geworpen handschoen op te rapen.
Als Voorzitter van de Vereeniging de Dageraad kan en mag ik niet lijdelijk toezien dat die Vereeniging, - door wie dan ook - onverdiend geblameerd en haar een valsche smet wordt aangewreven. Door daarop te zwijgen, zou ik niet alleen het vertrouwen der leden onwaardig zijn, maar ik zou de zaak die mij zoo lief en dierbaar is, waarvoor ik zooveel gedaan, zooveel, zoo onuitsprekelijk veel geleden en zooveel ten offer heb gebracht - verraden. En wat mijzelven betreft, ik meen dat ik op een voor den Vrijdenker eervol verleden mag wijzen, op een verleden dat ik hoop nimmer te zullen loochenstraffen, en dat ook niet duldt dat het straffeloos bezoedeld wordt.
Dr. H.v.Z. wil ‘Absolute gewetensvrijheid, dat wil zeggen’ zegt hij ‘dat wij in ons Verbond ook hen opnemen die zich niet van de kerk willen scheiden’
Ik neem de vrijheid, Dr. H.v.Z. op te merken dat de Vereeniging ‘de Dageraad’ nooit een ander beginsel heeft gehuldigd of... in praktijk gebracht. Elk die het vrije onderzoek is toegedaan, ieder die naar waarheid streeft, is haar welkom, zelfs de orthodox-geloovige. Zoodra hij redeneeren en onderzoeken wil - sluit zij hem niet buiten. Voor het overige vraagt de Vereeniging noch naar iemands godsdienstige overtuiging, noch naar zijn verhouding tot de kerk.
Dr. H.v.Z. wil allen in het Verbond van Vrije Denkers opnemen, mits zij slechts overtuigd zijn van de waarheid der stelling: dat de rede bevoegd is om zich aan de banden des geloofs te onttrekken, en alle vraagstukken, den mensch en zijn verhouding tot de maatschappij betreffende, zooveel mogelijk op te lossen; en dat derhalve de zedeleer onafhankelijk is van elk kerkelijk leerstelsel. De Vereeniging ‘de Dageraad’ gaat niet eens zóó ver. Zij is op dit punt vrijzinniger dan Dr. H.v.Z., want zij verlangt alleen een vrij en zelfstandig onderzoek, maar vermeet zich niet dat onderzoek vooruit te loopen door te bepalen: de zedeleer is onafhankelijk van elk kerkelijk leerstelsel. De Vereeniging bepaalt niets, zij laat de beslissing daarvan over aan het individueel oordeel harer leden.
Dat de modernen de genoemde stelling beamen zooals Dr. H.v.Z. beweert, is slechts dán waar, wanneer men het woord kerkelijk leerstelsel in orthodox-geloovigen zin neemt. Immers, de modernen bestrijden het kerkelijk leerstelsel, en hoe zouden zij nu de zedeleer kunnen baseeren op een grondslag, die door hen wordt afgekeurd? Doch moet onder ‘elk kerkelijk leerstelsel’ ook dat der modernen, verstaan worden, dan - Dr. H.v.Z. houde mij dit ten goede - dan is die bewering een groote onwaarheid. Een enkel bewijs moge hier voldoende zijn. In een werkje, door een achttal moderne prekers in het licht gezonden, onder den titel: Voorlezing over de Bijbelsche berichten aangaande het leven van Jezus, wordt aan het slot getuigd: ‘dat het kruis van Jezus het onveranderlijke beginsel van alle ware godsvrucht, ja de grondslag zelve is’. Zulke lieden zouden de onafhankelijkheid der zedeleer erkennen!!!
De moderne partij beweert - naar Dr. H.v.Z.'s meening - ten onrechte nog op Christelijken, nog op Gereformeerden bodem te staan. Wat nu dien Christelijken bodem betreft, ik weet niet waarom men dien aan de modernen ontzeggen zou. Niemand zou hun dien bodem kunnen betwisten wanneer die partij - even als zoovele andere Christelijke partijen - een afzonderlijk kerkgenootschap vormde. Doch wat den Gereformeerden of elk ander kerkgenootschappelijken bodem aangaat, daarop hebben zij - naar mijne zienswijze - geen recht om te blijven staan. Eer men hen op dien bodem toeliet, hebben zij plechtig moeten belooven het kerkelijk leerstelsel te zullen handhaven en verdedigen. Maar in weerwil van die belofte ondermijnen zij den bodem door het kerkelijk leerstelsel te bestrijden, en met die bestrijding gaan zij voort, niettegenstaande zij zich het salaris blijven toeëigenen dat voor de beloofde handhaving en verdediging der kerkleer wordt uitgekeerd. Is dat eerlijk?
Dat de moderne partij - zooals Dr. H.v.Z. zegt, de Zuurdeesem is die door de gisting die zij veroorzaakt, de Hervormde kerk van gedaante zal doen veranderen, wil ik gaarne aannemen, maar dat die ‘partij’ die ‘kerk’ tot de waarheid brengen zal, is - meen ik - de verwachting wel wat al te hoog gespannen.
Hoe, die partij zou de kerk tot de waarheid brengen, zij, die in haar preken wat steenkool mengt, die in haar bidden een paar natuurwetten moffelt, die bij haar godsdienst wat physika doet, die op haar catechisatie wat fantaisie gebruikt, en op haar zedeleer wat staat-kunde giet? Zij zou met haar half geloof en halve wetenschap, met haar tweederlei logica de kerk tot de waarheid brengen? 't Is al te gek! Dr. H.v.Z. zegt: handelen de leden van ‘de Dageraad’ wellicht consequenter dan zij, de modernen handelen staatkundiger.’ De Dr. vergist zich hier een weinig; hij had moeten zeggen de leden van ‘de Dageraad’ handelen eerlijk, de modernen oneerlijk. Dan sluit er ook beter op aan hetgeen hij onmiddellijk op de staatkundiger handelwijze der modernen laat volgen, als hij zegt: dat zij het daarom in de laatste jaren verder gebracht hebben dan - de Dageraadsmannen, die natuurlijk niet zóó staatkundig zijn.
Dr. H.v.Z. had gevoegelijk hier een sterk sprekend voorbeeld kunnen bijbrengen, door te wijzen op de staatkundige annexeer-methode van Pruisen. Het is zóó groot er door geworden, dat het schijnt dat Napoleon iii lust heeft gekregen met Pruisen te concurreeren... Dat arme volk!... Moet het dan altijd bedrogen worden? Maar wie ook staatkundig mogen handelen of concurreeren, geen Dageraadsman - ik ben er van overtuigd - zal dit doen. De modernen kunnen dus te dien opzichte gerust zijn, de Dageraadsmannen zullen hun toevlucht niet nemen tot staatkunde. Dit laten zij over aan vorsten en priesters, onverschillig of zij conservatief of liberaal en of zij zich orthodox of... modern noemen. Doch het volk, dat overal en in elk opzicht staatkundig behandeld wordt, dat staatkundig bedrogen, misleid, onderdrukt, uitgezogen en naar het slachtveld gezonden wordt om er zeer staatkundig vermoord te worden - heeft recht op iets anders dan op staatkunde. Dat is mijn meening, Dr. H.v.Z., die ik tegenover de uwe plaats.
Ik laat het aan elk onbevooroordeeld, onpartijdig en waarheidlievend man over, te beslissen wiens meening, de uwe of de mijne, met de eer en zedelijkheid is overeen te brengen. En al ware het - neen, dat kan niet - maar al ware het ook, dat allen zich aan uw zijde schaarden, dan nog zou ik mijn meening verdedigen tot den laatsten ademtocht. Ja, dat zou ik doen omdat ik de tegenovergestelde meening dieper veracht dan de Jezuïetische leer: het doel heiligt het middel.’ Die leer heeft dit boven uw staatkunde - hoewel beiden in het wezen der zaak volmaakt gelijk zijn - vooruit, dat zij oprechter en openhartiger is. Men kan er zich dus tegen wapenen.
De hooggeroemde staatkunde der modernen bestaat dáárin, dat zij een kansel in bezit nemen, die hun niet toekomt en een salaris ont-vangen dat zij niet verdiend hebben, terwijl ik meen dat het volk recht heeft op waarheid, enkel waarheid, zonder eenige staatkunde, en ik meen bovendien dat het thans meer dan tijd is, het arme volk te geven wat het toekomt en waarnaar het hongert en dorst. Dat is onvervalschte waarheid.
Dat is de kloof die de modernen van ‘de Dageraad’ scheidt. Van daar de afstooting, de volkomen negatie, die de Vereeniging ‘de Dageraad’ van de moderne partij ondervindt, en niet zoo als gij beweert de persiflage, de bitterheid, den tergenden toon die in mijne artikelen doorstraalt.
Gij hebt den toon niet dien gij in mij afkeurt. Dat is zeer natuurlijk! Dien toon kan men niet aanleeren, hij wordt alleen verkregen door lijden; of... zoudt gij in ernst, in vollen ernst kunnen meenen, wanneer een eerlijk man ziet, dat kwakzalvers van de onkunde en het goed vertrouwen der menigte misbruik maken, daarbij zoetsappig kan blijven, en dat zijn toon niet getuigde van de verontwaardiging die hem bezielt tegen de charlatans? Zoudt gij denken dat het hem pleizier doet, wanneer hij iemand het fatsoenlijk diplomatenmasker van het aangezicht rukt, dat hij geen pijn gevoelt over de laagheid van een mensch... vleesch van zijn vleesch en been van zijn been? Zoudt gij wanen kunnen dat het niet smart als men miskend en verguisd, gehoond en gelasterd, ja op het hart getrapt wordt, omdat men weigerde het aangeboden deel van den onrechtmatigen buit aan te nemen? Ja, hoe kunt gij eischen dat de gil die uit de beklemde borst geperst wordt, in harmonie zal wezen met de zoetsappige taal van een in overvloed levenden geslepen diplomaat? Moet ik nog wijzen op het gescheurde haren kleed, de harde korst, het hok, ja dat ik zelfs niet eens het mijne kan noemen?
‘Zulk een geest’, zegt gij, met oog ook op mij, doet aan elke zaak, hoe goed ook in principe, afbreuk en is in geen geval goed te keuren. Niet de geest van Calvijn, niet de geest van Voltaire, die van Melanchton beziele ons.’
Ik vraag u wat zou de geest van een Melanchton uitgewerkt hebben, indien de geest van een Luther er niet geweest ware, die den Melanchtonschen geest op sleeptouw nam? Zou de geest van duizenden Melanchtons in staat zijn een enkele hervorming in het leven te roepen, ik betwijfel het. Maar dien geest bij mannen als Multatuli, Friso, enz. of bij mij te zoeken, is hooi gedorst.
In een noot vraagt gij, waarom verschuilen lieden als Friso en Rationali zich onder pseudonymen en geeft daarbij te kennen dat zij daardoor alle verantwoordelijkheid van zich af werpen. Neen, zulke lieden werpen niet alle verantwoordelijkheid van zich af. Naar hetgeen ik van Friso vernomen heb, mag gerust verwacht worden, dat hij onmiddellijk met zijn naam voor den dag zal komen zoodra het noodig is in het belang van waarheid en zedelijkheid, maar niet ter voldoening eener ijdele nieuwsgierigheid. Maar wat doet het er toe wie de zegsman is? De hoofdzaak is, is het gezegde waarheid of logen. Dat en dat alleen moest de vrije zelfdenker vragen. Ook vraag ik u, waarom maakt gij soms gebruik van een pseudonym, wanneer gij andere lieden er een verwijt van maakt, of meent gij wellicht dat gij en die met u eenstemmig denken, alleen van dat recht gebruik mogen maken? Uw absolute gewetensvrijheid is zeer onvrij voor anderen.
Ook moet ik opkomen tegen uw bewering: ‘Ware de zaak, door den grooten Junghuhn in het leven geroepen, anders bestuurd geworden, de volmaakste eendracht zou tusschen de mannen van “de Dageraad” en de modernen geheerscht hebben’. Deze geheele redeneering berust blijkbaar op onderscheidene dwalingen. Ik zal zoo vrij zijn eenige er van aan te toonen.
Junghuhn heeft de zaak niet in het leven geroepen. Zij bestond reeds en is zelfs ouder dan het Christendom. Doch Junghuhn heeft de zaak - het bestrijden van bijgeloof en priesterheerschzucht - een krachtigen, zeer krachtigen stoot voorwaarts gegeven. Dat is zijn verdienste, de kroon die niemand hem kan ontrooven en waarvoor hij de achting, hulde en sympathie van elken Vrijen Denker verdient. Het is dus mijn doel niet iets te kort te doen aan de nagedachtenis van den waarlijk grooten Junghuhn. Doch ik mag niet zwijgen dat ik meen eeniger mate hetzelfde als Junghuhn gedaan te hebben.
Het eenige verschil in de handeling van Junghuhn en van mij bestond, dat ik een weinig vroeger dan Junghuhn, den strijd begon, dat ik het openlijk deed met vermelding van mijn naam en kwaliteit en reeds feitelijk en vormelijk - ik had zelfs verzocht mij van de lijst der ledematen te royeeren - mij van het Christendom losgemaakt en eindelijk dat ik geheel alleen op mij zelven stond en geen enkelen vriend had, die mij ondersteunde of in dien gewaagden strijd ter zijde stond. Dat had ik gedaan eer er nog een letter van Junghuhn op dit gebied was op het papier gezet.
Junghuhn begon dien strijd wat later, onder het pseudonym van broeder Dag. Eerst na zijn dood vernam men den naam van broeder Dag. Hij was omringd door vrienden die zijne gevoelens deelden, en ten uitvoer brachten, hetgeen hij ontwierp. Hij behoefde daarmee ook geen banden van vriendschap en bloedverwantschap te verbreken zoo als ik moest doen. Mijn stoffelijke welvaart, al mijne uitzichten en de toekomst moest ik prijs geven. Ik moest mijn hart geweld doen, een vreesselijken vloek - die nimmer herroepen en in het graf is mede genomen geworden - trotseeren. Alles wat mij lief en dierbaar was... mijn geluk heb ik ten offer gebracht, omdat ik de waarheid liefhad en mij sterk gevoelde bij de volbrenging van mijn plicht. Zóó heb ik jaren lang den strijd volgehouden, dikwerf op het punt zijnde van te bezwijken en van honger om te komen. In dien toestand is nog weinig verandering gekomen...
De vraag rijst wel eens bij mij op - vooral wanneer ik soms door een geestverwant zoo onbarmhartig behandeld word - wat zou de Kerk-partij doen, indien een man met zulk een overtuiging tot haar kwam en hare belangen, zóó volhardend en zóó belangeloos diende, zou zij hem?...
Wanneer Dr. H.v.Z. gelezen had, wat broeder Dag geschreven had, dan zou hij weten dat Junghuhn van geen schipperen op dat gebied wist of wilde weten. Het lust mij niet hier bladzijden vol te schrijven met uittreksels te leveren uit de Licht- en Schaduwbeelden uit de Binnenlanden van Java. Dr. H.v.Z. moge dat werk zelf open slaan, dan zal hij bevinden hoe Junghuhn te velde trok tegen huichelarij en schijnheiligheid, hoe hij een vijand was van alle vroom bedrog en ook de modernen van zijn tijd niet spaarde.
En Junghuhn zou met de tegenwoordige modernen hebben kunnen sympatiseeren, hij zou hun staatkunde geëerbiedigd, gevolgd hebben? Neen, die dat beweert, kent Junghuhn niet of... lastert hem. Ook moet ik Dr. H.v.Z. herhalen wat ik in 1867 gezegd heb, daar hij het niet schijnt te weten: ‘Met hartelijke vreugde werd het modernisme door ons begroet, want wij meenden in de dragers dier lichtstralen vrienden te zien, die even als wij uit innige overtuiging tegen de macht der duisternis te velde trokken. Spoedig, helaas maar al te spoedig, bleek hun vijandschap ook tegen het licht, waarvan zij eenige lichtstralen in zich opgenomen hadden.
‘Zij zochten te transigeeren, tusschen de wetenschap en het geloof, en werden dus van twee kanten te gelijk, zoowel door de wetenschap als door het geloof aangevallen.
‘Dat de lichtschuwe orthodox geloovigen geen gemeenschap met zulke ketters wilden houden en de modernen nog heviger zouden haten dan de vrijdenkers, was heel licht te voorzien.
Wij althans meenden in hen geestverwanten te zien, doch die dwaling werd ras opgeheven, zij vielen ons - die het eerst op dien weg hen waren voorgegaan - veel heviger aan, dan ooit door de voorstanders van het blinde geloof geschied was.’
Nog iets. Toen het prospectus - door Junghuhn geschreven of ingegeven - voor de uitgave van het Maandschrift de Dageraad in het licht was verschenen, werd ik door een kerkman er attent opgemaakt. Men hield mij voor den schrijver er van, want de geest en strekking waren van dien aard, dat men niemand - buiten mij - in staat rekende zulk een goddeloos opzet - den Heer van zijn troon te bonsen - te koesteren. Maar, enz.
Dat ik onmiddellijk werk maakte dat ‘vervloekte prospectus’ machtig te worden, spreekt van zelf. En hoewel ik den inhoud - die als het ware uit mijn hart gegrepen was - verslond, zoo was ik toch aan dat prospectus zoo onschuldig als... de moderne theologie!
Toch beweert Dr. H.v.Z: ‘Ware de zaak, door den grooten Junghuhn in het leven geroepen, anders bestuurd geworden, de volmaakste eendracht zou tusschen de mannen van “de Dageraad” en de modernen geheerscht hebben; de eersten zouden het einddoel hebben aangegeven, waartoe men consequent voortgaande, komen moest; de modernen zouden het geschiktste middel hebben aan de hand gegeven om langzamerhand de Hervormde Christenheid dat einddoel nader te voeren, zoo ten minste Dageraadsmannen en modernen niet van den beginne af in elkaâr versmolten waren.’ Dr. H.v.Z. wenscht dus dat de zaak ‘anders’ - ik neem hier dit woord in de beteekenis van beter - ware bestuurd geworden. Ik wil toestemmen dat er wellicht feilen begaan zijn - welk menschenwerk is volmaakt? maar moet men het niet betreuren dat de wijzen en de verstandigen, in die dagen - toen er gevaar aan verbonden was de waarheid te zeggen - absent waren? Dat zij nu eerst - nu er geen gevaar meer is te vreezen - voor den dag komen om tot die weinigen - die den moed hadden dat gevaar te trotseeren - op apodictischen toon toe te voegen: gij hebt de zaak verkeerd bestuurd?
Eer ik de pen nederleg, nog een enkel woord. Men zal wellicht vragen: waarom zoo uitvoerig Dr. H.v.Z. beantwoord? Ik meende dat ik hem met een enkel woord niet mocht afschepen, omdat ik vertrouw dat hij ter goeder trouw - uit onkunde - dwaalde. Het is waar, de aangeslagen toon en de wijze waarop de staf gebroken werd over mannen, die in de zaak wat gedaan hadden, gaven recht om te eischen, dat men beter op de hoogte der zaak was dan Dr. H.v.Z. bleek te zijn.
Daarom, ja ook daarom heb ik het mijn plicht geacht hem hier en daar een kleine terechtwijzing te moeten geven, en hem aan te raden in het vervolg eerst beter op de hoogte eener zaak te zijn, alvorens men die op meesterachtigen toon wil afkeuren.
Ik zou méér hebben kunnen zeggen dan ik gedaan heb, doch ik wilde den sluier over sommige zaken niet verder ophalen dan volstrekt noodig was.
Ik wensch alleen dat ieder in oprechtheid des harten zijn plicht doet, dan is hij - ook bij verschil van gevoelen - mijn broeder en zal ik hem de broederhand niet weigeren.
H.H. Huisman.