Volledige Werken. Deel 7. Ideeën, zesde bundel. Ideeën, zevende bundel. Aleid. Onafgewerkte blaadjes
1179.
Het gegons werd gedurig sterker. De keren dat het Publiek misleid werd door dezen of genen die de deur van een der loges opende - 'n foppery die telkens op 'n te loor gaande eerbiedsbetuiging te staan kwam - waren niet meer te tellen. Men begon te morren, maar... zacht, zeer zacht, zo zacht als maar gemord worden kan.
Wat onzen Wouter aangaat, hy vond alles vreemd, maar tot behoorlyke ontleding van z'n indrukken was-i niet in staat. Voor den tienden keer reeds sedert twee dagen, verdrongen de gebeurtenissen die hem overstelpten, de aandoeningen van 'n ogenblik tevoren. Hy was er duizelig van. Tot zelfs de eigenaardige reuk van de zaal, bracht het zyne by tot verdoving van z'n begrip. Zo-even in 't rytuig nog, had-i zich ingespannen om iets te verstaan van Willems vertellinkje, en ook de daarvan opgevangen indrukken waren nu reeds uitgewist, of althans zeer vermengd met iets anders. Hy geleek op 't lang gebruikt leiblad van den schoolknaap, waarin de oude krassen 't later schrift onleesbaar maken zonder baat voor eigen duidelykheid. Op 'n palimpsest dat ingewyd werd met catullische zangen, daarna dienst deed als afstandwyzer van germaans-romeinse castra, vervolgens 'n spikspelder nieuw systeem van - nogal oude - wysbegeerte op z'n rug droeg, en eindelyk tot ons kwam als lofzang op de H. Maagd, gratia plena. Er behoort veel geduld toe - en scheikunde - om al dat overpleisterd mensenwerk uit elkaar te houden. En wanneer nu, gelyk hier 't behandeld palimpsest, zelf 'n mens is... 'n codex, zoveel moeilyker te ontwarren dus dan elk ander geschrift...