Ideën, derde bundel
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
618.
Nog andere redenen pleiten voor Talma's uitspraak. De toneelspeler die zich ‘in z'n rol verplaatst’ - in sommige theaterkritiekjes onzer couranten wordt dit, onnozel genoeg, als 't summum van Kunst beschouwd - zou reeds hierom 'n mislukt kunstenaar zyn, wyl hy telkens gevaar loopt, neen: genoodzaakt is, zyn aandoeningen in de plaats te stellen van de aandoeningen die de auteur - artist ook op zyn beurt - nodig had voor de ekono-mie van z'n stuk. De wenende moeder die ik aanhaalde, zou zeker niet op de maat schreien, en waarschynlyk bóvenmatig. Misschien ook sloeg haar de smart - eerst: wildzang, later van vorm veranderend - naar binnen, en ze zou 't Stichwort verpassen. Een braaf man, z'n bravigheid meebrengende op de planken, zou den tiran waarschuwen, dien hy straks verraderlyk vermoorden moet. Een lafaard die den held moet voorstellen, zou op den loop gaan. De soldaten die gekommandeerd zyn om Ney te fusilleren, zouden misschien: ‘vive l'Empereur!’ roepen. Het schuchtere meisje dat: ‘o ja, lieve Adolf’ te zeggen heeft, en den minnaar in de armen behoort te vliegen, zou den toneel-adolf naar haar mama verwyzen, die daarginds in de zaal stovengeld ophaalt. De moeder van ‘Zestien jaren later’ zou fatsoenshalve weigeren Arthur te erkennen als zoon, omdat ze op 't affiche pronkt met onkinderlyke mademoiselligheid, enz.