Ideën, zesde bundel
1090.
De lezer vergeve my deze chronologische vingerwyzing, waaraan ik hier bedachtelyk plaats geef om hem zoveel mogelyk in de war te brengen. Ik wil namelyk by 't schetsen van Wouters ontwikkeling niet gehouden zyn aan tydrekenkundige stiptheid, en wel: 1. gemakshalve; 2. om wáár te kunnen blyven in hoofdzaken.
Ik weet zeer goed dat het ‘P.G.’ waarop met zo aandoenlyke geloofsvastheid gelet wordt by 't kiezen van keukenmeiden, boodschaplopers en leerjongetjes, van later wording is dan de bloei der Maaskampse prentenkermis. Doch juist deze verwarring heb ik nodig om my eens-voor-al ontslagen te rekenen van tydrekenkundige stiptheid. Juistheden van de hier verwaarloosde soort kunnen van hoog belang zyn by geschiedschryvers die hun leven ten pand geven voor 't correct aanhalen van 'n diploom. Psychologische kunstwaarheid heeft ándere eisen.
Wanneer 't me, om Wouter te tekenen, gelegen kwam de republiek ná Lodewyk, of Willem I vóór de republiek te zetten, zou ik 't zonder gewetensbezwaar doen. Het ziekteverloop van onze Staatsgeschiedenis, na den bouw der huizen langs Heren- en Keizersgracht te Amsterdam, zal men misschien kunnen waarnemen uit werken van andere soort dan ik nu schryf. Of men 't ooit waargenomen heeft, is de vraag. Zo ook zyn er maar weinigen die thans de betekenis van 't Willemspark in Den Haag begrypen, tenzy men zich op den weg late brengen door de treurig-ware parabel van Lacrymax. (1078)