22 april 1878
Brief van Mimi aan C. Vosmaer. Enkel velletje, geheel beschreven. (Vosmaer-archief, A.R.A. 's-Gravenhage; M.M.)
De onderzijde van deze brief is verminkt.
Wiesbaden
tweede paaschdag 1878
Beste Vos. Ik schaam me en ik schaam me! Tot m'n troost dacht ik nà April dat je opreis waart in Italie, maar neen uit de Spectator blykt je nog in 't Haagse bent.
Ga je nog opreis dezen maand en ga je over Mainz? Kom je dan even aan om onze nieuwe woning te zien en... en... ja en m'n kind? Want ik heb 'n kind tegenwoordig, 'n heerlyke levensvolle jongen. Hy heeft bruine kykers. dus je begrypt vreemd bloed - en is twee jaar oud. Kom met Holda als Gij kunt? Je neemt toch zeker zoo'n rundreise billet, dat is ééns parys en eens de ryn. O, o ik had ook zoo gehoopt edelweiss te plukken op de alpen maar nu heb ik Woutertje want zoo heb ik mn kind gedoopt, dat dek zeer gedisponeerd is te houden.
Vos, groet svp de heer Loffelt van me die mee de briefkaart onderteekende die je me zond na D's voordracht. 't was leeg in den Haag. Ja I know! 't Haagje is arm, ik kom er ook vandaan. (....) 't nog erger. [1.] Het eerste deel van deze zin (mogelijkerwijs: ‘En sedert is) is nauwelijks leesbaar, doordat aan ommezijde de zin met ‘Holda’ goeddeels is weggeknipt.