Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

18 oktober 1881

van

D.J. Korteweg (bio)

aan

Multatuli

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882 (1990)

terug naar lijst

*18 oktober 1881

Brief van D.J. Korteweg aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

Het betreft een kladversie van een niet-bewaard gebleven brief. Het slot ontbreekt.

Amsterdam 18 Oct. 1881

Zeer waarde Dekker! Aangenaam werd ik door uw brief verrast, hoewel ik nog liever het verscheurd exemplaar zoude ontvangen hebben; want al geeft de nieuwe werkkring en omgeving eenige drukte en vooral veel afleiding, zoude er toch waarlijk nog wel tijd te vinden geweest zijn, u, zooveel in mijne macht staat, opheldering te geven.

Wat nu de punten, die u aangestipt hebt, betreft, de innerlijke tegenspraak gelegen in de uitdrukking ‘onlichamelijke middenstof’ is de schuld van de Hollandsche vertaling. In 't Latijn der Principia zal er wel ‘medium’ gestaan hebben. Dit woord drukt, dunkt mij, alleen het ‘in 't midden zijn’ het zich bevinden tusschen de beide elkaar aantrekkende lichamen uit. Onvertaald doet het een Hollandsch publiek aan tafeldans, en dergelijke dingen denken. ‘Middenstof’ is de gebruikelijke vertaling; ik erken echter, hier onjuist daar Newton immers de stoffelijkheid onbeslist wil laten. De reden waarom hij dit doet, is duidelijk. Bevindt er zich in de wereldruimte, iets dat stof is, dat wil dus zeggen iets dat de eigenschap der traagheid bezit, dan moeten de hemellichamen weerstand ondervinden bij hunne voortbeweging door die middenstof. Ten gevolge daarvan zouden de planeten allengs dichter tot de zon moeten naderen en er ten slotte invallen. In Newton's tijd was van een dergelijke invloed nimmer iets bespeurd. Later heeft men die bij de komeet van Encke meenen op te merken. Dit maakte toenmaals veel gerucht; maar er bleef twijfel mogelijk en ik meen dat thans de astronomen algemeen van oordeel zijn, dat men voorbarig is geweest. Newton heeft nu op deze kwestie niet vooruit willen lopen, en als hij spreekt van een onlichamelijk of onstoffelijk medium bedoelt hij, dat het ‘iets’ dat tusschen zon en aarde de zwaartekracht overbrengt niet noodzakelijk ‘traag’ behoeft te zijn en tegenstand aan de voortbeweging der hemellichamen behoeft te bieden. (...)