Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

25 april 1869

van

Multatuli

aan

Julius de Geyter (bio)

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869 (1980)

terug naar lijst

*25 april 1869

Brief van Multatuli aan J. de Geyter. Afschrift van onbekende hand, door De Geyter gewaarmerkt. (M.M.)

Onder het woord Zondag morgen staat in een ander handschrift en met een doorgehaald vraagteken de datering: (25 April 1869.)

Gent Zondag morgen

Waarde de Geyter, Ik heb van den heer Sabbe 't zoo welmeenend stuk ontvangen, waarin gy eene oproeping doet voor Dinsdag avond. Hartelyk dank.

Ik hoop en - (byna zou ik zeggen: ik eisch, als 't niet te fors klonk) dat nu deze uwe welwillendheid, en die van hen die er aan gehoor geven, niet leide tot geldelyke offers.

Het voorlezen van myne dramatische fragmenten geschiedt ten mynen behoeve, in myn belang, en ik zal een dankbaar gevoel hebben voor ieder die zich de moeite geeft er naar te luisteren.

Waarom en hoe dit in myn belang is, zal ik U verklaren. Waarschynlyk deed ik 't reeds in vorige brieven met een enkel woord.

Byna alom zyn ze met toejuiching ontvangen. En ik geloof dat ze dit als letterkundig voortbrengsel waard zyn.

Maar onverdeeld was die toejuiching niet. Een gedeelte van myne hoorders meende aan hun hollandisme schuldig te zyn boos te worden wyl ik eenen koning in een lelyk daglicht stel.

- ‘Dat is Willem iii, zeggen zy, en men mag den koning niet bespottelyk maken’.-

De kwestie ligt dus in een lidwoord - Schilder ik ‘eenen’ koning of ‘den’ koning? -

Ik zou, en zal by gelegenheid zoo vry zyn ‘den’ Koning W.I.L.L.E.M. iii, aan te tasten en me daarvoor niet genéren. Maar dan zal ik er zynen naam in alle letters by zetten. Zoolang ik dit niet doe, geloof ik 't regt te hebben ‘eenen’ koning uitteteekenen, zoowel als Shakespeare en velen.

Tant pis voor Willem iii als de schets... neen, als hy op myn schets gelykt.

Hoe dit zy, in Holland slaan myn tegenstanders (d.i. alle zoogenaamde letterkundigen) munt, uit de beschuldiging dat ik majesteitschennis bega.-

Maar er is meer. Zeker zoogenaamd liberaal blad (de Arnhemmer) ook geredigeerd door een boekenmaker, en dus myn tegenstander, heeft niet alleen de beschuldiging van majesteitsschennis tegen my ingebragt, maar tevens my beschuldigd van ‘trivialiteit’... dronkemanspraat &c.’

Zie hier nu de oorzaak waarom ik myn drama zoo gaarne lezen wil in Antw.

Ik hoop dat er uit den kring der Vlaamsche letterkundigen een kreet van verontwaardiging zal opgaan tegen het gebruik der wapens van de soort waarmede men my in Holland bestrydt.

Ik zoek eene contrôle op myn eigen smaak. Ik wil weten of Gerard Keller (redactr ‘Arnhemmer) krankzinnig is, of ik?

Eene derde mogelykheid is dat noch hy noch ik aan verstandverbystering lyden, maar dat er eene kwaadaardige verdraaijing van regtsgevoel plaats grypt, en ook in dat geval roep ik de Antwerpsche vrienden op.

Het is voorts voor my van hoog belang dat men in Belgie wete met welke soort van vyanden ik te stryden heb! Die Gérard Keller heeft talent, en behoort inderdaad tot de besten onder de N. Nederlandsche schryvers. Indien myn drama goed is, kan men voor hem niet het bénéfice inroepen van gebrek aan ontwikkeling - neen, dan is 't een helsche kwade wil.-

Myn voordragt over ‘Vrye Studie’ is gister avend welwillend opgenomen. Ik had echter te stryden met eene eigenaardige moeielykheid. Het onderwerp - ‘Onbelemmerd streven naar waarheid!’ - is ryk, en zoude boekdeelen vullen.

In gewone gevallen besteed ik aan die lezing drie uren, vooral daar ik - als ik voel dat het mynen hoorders aangenaam is - intermédiair voor de vuist spreek. Daar ik nu eerst te ½ 9 begon, en dewyl men my zeide dat men hier niet van lange voordragten houd, heb ik moeten verkorten, dat is: knoeien, en ik vrees dat dit niet overal kan geschied zijn, zonder stoornis der geleidelyke opvolging van gedachten. Het stuk moet nog onvollediger geschenen hebben dan 't reeds uit den aard der zaak is. Ik heb geheele categorien van belemmeringen in 't ‘vry studeren’, moeten overslaan.

't Is een drukkend gevoel voor den spreker, als hy gedurig zich zelven moet toeroepen: geef niet te veel!

Dat beneemt ook 't vertrouwen op den welkomen indruk van wat hy wèl geeft.-

Dinsdag kom ik by Ulieden. Ik weet nog niet zeker met welken trein. Als ik U vóór dien tyd niet anders berigt, ga ik van hier 9.30. dat is 10.50 te Antw.

Maar haal me niet af, en dérangeer U niet. Ik heb veel te doen en kan in den Laboureur myn tyd best gebruiken om te werken.

Hartelyk gegroet

Uw vriend

Douwes Dekker