Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

11 augustus 1868

van

Multatuli

aan

Julius de Geyter (bio)

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869 (1980)

terug naar lijst

*11 augustus 1868

Brief van Multatuli aan J. de Geyter. Afschrift van onbekende hand. (M.M.) Blijkens een regel streepjes na de tweede alinea is er aldaar een gedeelte weggelaten.

finis Patriae: het gedicht, door De Geyter op 21 augustus 1867 te Gent op het Congres voorgedragen. Zie V.W. XII, blz. 375.

Juvenalis: latijns satirendichter (ong. 60-140), van wie de uitspraak is: facit indignatio verbum: verontwaardiging maakt welsprekend.

Kölnische Zeitung: zie het Ingezonden stuk d.d. 13 juli 1868.

het Congres: het Tiende Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, eind augustus in Den Haag te houden, was niet toegankelijk voor vrouwen, maar omdat zoiets met het oog op mevrouw Bosboom-Toussaint niet kón, werd zij tot erelid benoemd.

Mevrouw Storm: Anna Maria Margaretha Storm-van der Chijs, wereldreizigster en volhardend feministe.

bygaand courantje: blijkbaar een exemplaar van de Sneeker Courant, d.d. 25 juli.

den Haag 11 Aug. 1868

Beste de Geyter, Ik ontvang daar uw finis Patriae, het schoone stuk dat niet begrepen werd, gelyk het lot van schoone stukken nu eenmaal is.

Ik zie, ge hebt er een slot aangemaakt, dat ik nog niet kende. - - - Ik zeide eens van myzelf: ‘Zelden schryf ik wat ik wil, en nooit wat een ander wil.’ - nu, dat zal by elken dichter wel 't geval zyn. De werkman kan, met meer of minder talent, bestelde waar leveren, de dichter moet bevrucht zyn, en dat gaat niet op commando. Smart en verontwaardiging schynen nog immer, als in de dagen van Juvenalis, de beste verzen voorttebrengen, en de uilen die meenen uwe waar met eenige penningen of wat handgeklap te kunnen betalen, weten niet dat gyzelf die voor een stuk van uwe ziel hebt moeten koopen. Ik denk daaraan altyd, als ik een koopman op een te laag bod hoor antwoorden: lieve menschen, 't kost myzelf meer! -

Behalve myn dank voor 't toezenden van uw f.P. deed het my innig genoegen te ontwaren dat ge my niet vergeten hadt. Waarlyk, ik heb nu en dan zulke bewyzen van hartelykheid noodig, om niet moedeloos te worden. Aan de wyze waarop men my in myn vaderland behandelt, zou ik me voor een profeet gaan houden. De vuilste aan-tygingen hoor ik dagelyks tegen my inbrengen: ‘Ik heb my verkocht aan de behoudende party.’ (Zeker omdat ik te liberaal ben, om me onder de ‘liberalen’ te laten aanwerven.) Een stuk in de Kölnische Zeitung, waarby de Nederlandsche huishouding in WEST-Indië wordt ten toon gesteld, zoude IK geschreven hebben. ('t Is nota bene geteekend: ‘een Duitscher in Suriname.’ Me dunkt dat ze toch konden weten dat ik me niet wegstop als ik wat te zeggen heb.) &c., &c. Maar dat is 't ergste niet! Het ergste is dat stelselmatig ignoreren. Verbeeld u, van het Congres dat over drie weken gehouden wordt, weet ik niets dan wat er over in de Courant staat! De personen die zich tot voorloopige commissie hebben opgedrongen, zijn - als ik goed onderrigt ben, - op letterkundig gebied geheel onbekend, altans de weinigen die ik hoorde noemen. Ik verneem - doch kan 't byna niet geloven - dat Mevrouw Storm zou afgewezen zyn als lid! Zyt gy - door het ontvangen eener uitnoodiging of van een program - in de gelegenheid U officieel tot die Commissie te wenden, vraag dan S.V.P. eens of het waar is? En zoo ja, wek dan uwe Vlamingen op, tegen zulke malle uitsluiting te protesteren.

Ik bedoel de uitsluiting van Mevr. Storm, niet tegen de myne. Doch, om U niet bloot te stellen aan logenstraffing, doe de zaak vragenderwyze af. Het kon een valsch gerucht wezen, hoewel mijn zegsman (Dr J. ten Brink) wel in de gelegenheid is het te weten.

Ik heb 3/4 of 7/8 van een drama af, waarvan in bygaand courantje een klein stukje is overgenomen. Ik zend het U - ‘weinig maar uit een goed hart’, zooals de kermiskoeken zeggen. Ik gaf die weinige regelen aan den redacteur van dat blaadje uit dankbaarheid, wyl hy my zoo flink verdedigd had tegen eenen aanval.

Ik zoude lust hebben U meer te schryven, maar ik ben zenuwachtig van de warmte.

Wees, met uwe lieve vrouw, hartelyk gegroet van

uw liefhebbenden

Douwes Dekker