Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

31 december 1867

van

Multatuli

aan

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

 

Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868 (1979)

terug naar lijst

31 december 1867

Brief van Multatuli aan Tine. Drie dubbele en twee enkele velletjes postpapier, waarvan 15 blz. beschreven. (M.M.)

De eerste 5 blz. zijn geschreven op oudjaar 1867, de overige 10 blz. op 16 en 17 januarij 1868. De gehele brief is dus ook pas daarna verzonden.

De zin boven de aanhef is in potlood genoteerd. Multatuli nummerde in deze tijd zijn brieven aan Tine om te controleren of ze wel goed overkwamen.

raide: stug, stroef. (fr.)

baron Nahuys: van diens brieven is niets teruggevonden.

oribilmente: treurig, vreselijk. (ital.)

Keulen 31 Dec 1867

6) wordt nu No. 7 omdat ik je voor twee dagen schreef

lieve beste tine, Ik kryg daar je brief (begonnen 23. maar verzonden 27. Er is een van non in). Jy had myn No. 5, maar nog niet No. 4, die toch een dag vroeger verzonden was en over Frankryk, wat sneller heet te zyn. No. 5 was over Oostenryk, om eens te proberen.

Ik schryf je om je niet vergeefs te laten uitzien, maar nieuws heb ik niet. Misschien komt er nog een brief van R. voor ik dezen verzend, want ik wacht al sedert 3 dagen tyding en geld, dat ik hoognoodig heb. Ik ben ongerust of er een brief weg is.

De zaak staat precies als in myn vorigen: ik wacht. R. klaagde zelf onlangs dat ‘alles in Holl. zoo langzaam gaat.’ Ik ben erg geagiteerd door dat eeuwige wachten! Sedert 14 dagen denk ik telkens: morgen vertrekken! R. kan het niet helpen, maar toch had ik gaarne gezien dat hy den minister van Justitie, en 't kabinet des konings wat had weten te jagten. Waarlyk, als ze my in den Haag zóó aan de praat willen houden, zal ik niet al te geduldig wezen, want ik ben zeker in Engeland weldra populair te zyn, en daarvan zou ik dan terstond gebruik maken om uit onze armoede te komen. Je moet begrypen dat de herstelling die ik vraag, wel dol prettig voor ons wezen zou, maar dat ook de Regering my noodig heeft. Dus moeten ze my niet plagen. Dat ik nu nog geduldig wacht op die vernietiging van dat vonnis, is omdat Justitie (de minister meen ik) niet in myn zaken gemengd is. Maar als daarna Koloniën of Buitenlandsche Zaken en ook Binnenlandsche zaken, raide zyn, zal ik waarlyk dreigen. Voor de opheffing van die gevangenis, en om nu hier vandaan te komen, laat ik my meer welgevallen, dan voor de hoofdzaak, omdat ik voor 't laatste een hefboom heb.

Als ik in den Haag ben, zal ik een ingewikkeld spel te spelen hebben. Je moet begrypen dat ik (in den toestand van Holland) de Regering indedaad helpen kan, 't geen R. volmondig erkend heeft. En dit gaat niet alleen Indië aan, maar ook de binnenl. zaken en vooral de verhouding met Pruissen. Ik schreef aan R. dat Holland als 't niet flink zich tot groeien zette, naar de maan was, en gaf reeds in een paar woorden een wenk, van wat er moest gedaan worden. (Belgie verdeelen tusschen Holl. & Frankryk, vlaamsche beweging & voormuur tegen Pruissen). Hy antwoordde my dat hy zelf reeds vroeger daaraan gedacht had, en my eene door hem geschrevene memorie zou laten lezen, zoodra ik in den Haag was. Ook schreef hy dat hy me aan den minister van Buitenl. zaken zou voorstellen. (dat is de graaf van Zuylen, de neef van zyn schoonzoon. De laatste is gezant te Parys.) Nu daaruit blykt dat myn voorstel niet verworpen is, anders had ik met buitenl. zaken niet uittestaan. En ook met binnenl. zaken kom ik in aanraking. De minister (Heemskerk) neemt pr. interim Justitie waar. Hy behandelt dus de zaak van dat malle vonnis, en moet dus nu al vóór my zyn. Later zal ik met hem te doen hebben over de verkiezingen. 't Is wel mogelyk dat ik myzelf candidaat stel. R. heeft volgens Huët (dien ik met hem in relatie bragt) over my gesproken ‘met belangstelling en onderscheiding’ en, schreef Huet verder: ‘het kwam my voor, dat alle maatregelen genomen zyn om U met eere te doen terug komen.’

Dus lieve beste, alles staat goed, als ze nu maar wat vlugger waren! En dat agitante wachten doet me zooveel kwaad! Ik heb moeielyke dingen te overpeinzen, en kan nu uit wrevel over 't lange wachten, niet naar myn zin denken. Ik ben uit myn humeur, doch heb tot nog toe gezorgd dat het niet bleek uit myn brieven.

Ik wachtte reeds sedert 3, 4 dagen geld. In verband met het opzeggen van de kamer op den laatsten, dat is: vandaag, heb ik absoluut noodig. Ik heb hier te doen met het gemeenste vee dat je je kunt voorstellen. En nu komt R's hulp niet! Van morgen keek ik uit naar den besteller, en toen hy kwam, moest ik, die zoo verlangde naar tyding van je, verdrietig zyn, dat de brief niet van R. en gerecommandeerd was! Dat maakte my bitter. Ik moet morgen verhuizen. Als er vandaag geen geld komt, kan ik nòch weg, nòch blyven. Juist nu de hoofdzaak zoo goed staat, ben ik kwaad, dat myn gedachten bedorven worden door zulke hindernissen. Dat heele verhuizen had niet noodig moeten zyn. Ik had vóór den laatsten moeten kunnen wegreizen. Nu moet ik, als het geld komt, weer ergens anders een verblyf zoeken.

Eens in den Haag zynde, laat ik me zóó niet ringelooren. Denk niet, dat ik als een dolleman het goede dat er kan bereikt worden, bederven zal, maar als ik merk dat ze me voor gek houden, of op de lange baan schuiven, dan zal ik de zaak brusqueren. Ministers die (nota bene: met welwillendheid!) zóólang werk hebben om een kort besluitje uit handen van den Koning te krygen, kunnen niet gebruikt worden voor wat er te doen valt. Die menschen gaan niet uit hun tred. De tydsomstandigheden in Holland (en Indië) zyn moeielyk! Het kon niet anders. Ik heb 't lang genoeg voorspeld. Ook wordt het nu algemeen erkend dat de zaken slecht staan.

't Is al heel aardig dat ik hier in Keulen, den 27n November aan R. schreef, dat de Kamer moest ontbonden worden, en dat ik hierin myn zin heb. Ook dring ik aan op verandering van grondwet. Daarop antwoordt R. niet Ik denk uit voorzigtigheid. Met een grondwet als de tegenwoordige, is er niet te regeren, noch in Indie, noch in Holland. De minister ligt overhoop met den G.G. (Ik zal aandringen op ontslag van den G.G.). Indien Holland my royaal aanneemt, zal ik 't trouw dienen. Zoo niet, dan ga ik naar Engeland. De schotsche uitgever is vurig voor myn zaak, en spreekt gedurig van ‘steam up!’ Hy neemt de zaak zeer à coeur. Ook myn vertaler in den Haag (baron Nahuys) een trouwe aanhanger, maakt er een levensdoel van. 't Is een jong mensch (27 jaar) die my steeds heeft aangehangen. Ik heb hem nooit gezien, maar zyn brieven zyn goed.

Huët heeft, van R. hoorende dat ik zou terugkomen, my te logeren gevraagd. Maar 't kòn zyn dat ik in den Haag moest blyven. t Is ook mogelyk dat ik juist liever schriftelyk de onderhandelingen voer. 't Zal een ware schaakparty zyn. Om jou te kunnen laten komen, moet ik niet alleen zeker zyn van een inkomen, maar ook geld in handen krygen. R. kent reeds myne eischen. Hy is op 't oogenblik niet in dienst, en kan dus niets beloven. Maar de toon zyner brieven klinkt als of hy denkt dat ik gedaan kryg wat ik vraag, anders kwam dat roepen naar den Haag niet te pas. Ook is het voorstel om die gevangenis opteheffen van hem uitgegaan. En dat ik het rekwestje aan den koning (waartoe hy me 't zegeltje zond), schreef, was om de zaken, niet om mynentwil. Myne heele toenadering is geweest om den toestand van Holland. Nu daarom ben ik kwaad, dat het zoo traîneert. Dat weet nu wel de min. van Justitie en 't Kabinet des Konings niet, maar R. wel, en die had het hun moeten uitleggen.-

Jou brief is heel lief, beste tine, en ik ben nu verdrietig dat ik je inplaats van een telegram, zoo moet vervelen met dat wachten! Je zegt dat je in myn brief weer myn hart voor je voelt. Hoor eens, dat is lelyk van je, maar je kunt het niet helpen, omdat je je niet kunt voorstellen hoe ik gedurig benepen zat! Een bewys is nu in dezen brief! Ik ben kwaad, omdat ik kwaad ben over dat wachten, en dan kryg jy ook niets vrindelyks. Dat ligt niet aan myn hart voor jou, maar aan myn stemming. Je weet niet, wat ik te tobben had. Alle liefelykheid vlugt weg. Ik ben zelfs kwaad dat ik je nog van hier schryven moet! Ook ben ik ongerust over je hoesten. Jy zegt dat het wat beter is, maar de lieve non schryft: oribilmente! Nu, en dat maakt me dan woedend op die haagsche menschen, die zoo langzaam zyn. Ik verbeeld me, als je by my bent, dat ik je wel zoo zou kunnen verzorgen dat het beterde! Ik zou goed zorgen voor warmte, en zelfkant aan alle ramen. En al kwam je dan niet voor July buiten de deur. Ik heb me de laatste dagen zoo dikwyls verdiept in alles, en nu ben ik gestoord door dat wachten. Vandaag is 't me zwaar, wyl ik hier te doen heb met gemeen volk. In de zekere hoop namelyk, dat R. my voor den laatsten zou helpen met geld, waren daarop afspraken gebouwd en tot nogtoe ½2 is er niets. Ik wachtte 't al voor 3, 4 dagen, en ben ongerust dat er een brief weg is. Zoolang ik nu daarmeê in myn maag zit, kan ik niet prettig denken. Je begrypt wel, dat er altyd nog veel moeielykheden blyven, al bereik ik myn doel. (de schulden zyn énorm, en aan betaling is eigenlyk voorloopig niet te denken) de hoofdzaak is, dat de vrees voor gebrek weg is, als ik een vast inkomen zal hebben. Ja, er blyven altyd moeielykheden, maar die zullen wy wel te boven komen.

Myn plan was, je te gemoet te gaan tot Parys, Nu, dáárover had ik ook al zooveel illusies, en nu ben ik verdrietig dat ik nog niet eens van hier weg kan! En dat ik nu vandaag nog allerlei gemeenheid moet afwachten. Wat er aan hapert met R's brief, is my een raadsel. Dat schryven is ellendig. Nu had je myn No. 4 nog niet, en nu weet ik weer niet, of je die No 2 had, waar ik zoo naar vroeg? -

Het is goed dat ik by tyds weet, hoeveel geld jy noodig hebt om fatsoenlyk weg te komen? Bereken daarby warme dingen en 1e klasse. Maar aan Stéfanie terug te betalen (dat ik wel graag wil) zal niet kunnen, vrees ik. Ik heb je al verzocht, aan haar niet te hoog optegeven van de zaak, dan blyf je vryer. Er zal namelyk heel veel noodig zyn, en als men hoort dat ik hersteld ben, zal ieder over ons heen vallen. Al kryg ik dus geld in handen, zoo als ik eischen zal, dan zal er groot beleid noodig wezen, om alles goed gaande te houden. Ik had reeds een lystje klaar en wil wat in de hand houden. Nu, dit wou ik je alles in Parys uitleggen, dan rusten we daar drie dagen. Dat breekt meteen voor jou de lange reis, Schryf me nu reeds, wat je dus zult noodig hebben, als je Stéfanie uitstelt, tot ik myne carrière flink zal hersteld hebben. (Myne plannen zyn om dat te doen, en ik geloof dat het kàn). - 't Is te hopen, als ik eens in den Haag ben, dat de zaken daar gauwer marcheren dan nu met dat rekwestje! Maar in 't leiden van de hoofdzaak, zal ik pleizier hebben, en nu in dit doellooze wachten niet. - Die non zal myn oogappeltje zyn. Dat lieve kind schryft zoo verstandig! Nu ik hoop haar lief te behandelen, en toch zal myn beste Edu er niets by verliezen.-

Ja, moeielykheden zullen er altyd blyven. Ik zal alles zoo goed doen als ik kan, en te Parys hoop ik alles te bespreken. In den Haarlemmer lees ik soms advertenties van huizen in den Haag. Ik hoop en denk 500 gulden te kunnen verwonen.-

Het is me een raadsel dat je niets van Potgieter hebt ontvangen. Ik weet dat Huët hem heeft gezegd, dat alles goed stond, en dat het jammer wezen zou je nu in den steek te laten. Ik was er zoo gerust op! En nu blyft jou hulp uit, en de myne ook! Hoe ik hier zit, is niet te beschryven. Gelukkig dat ik R. vandaag niet spreek. Ik zou vreezen iets te bederven uit woede. De stoornis dat nu het geld niet komt, dat ik sedert 4 dagen wachtte, is my vreesselyk. Ik heb daarover vandaag al wat moeten verdragen! Ik kan niet weg, en ik kan niet blyven, en de menschen waarmeê ik te doen heb, gaan boven je begrip van gemeenheid. Had R. my niet zoo uitdrukkelyk hulp toegezegd, dan zou ik andere maatregelen hebben kunnen nemen. 't Is me een raadsel. Reeds gister heb ik hem geschreven, uit ongerustheid dat er een brief weg was. Daarop kryg ik eerst morgen antwoord, en ik heb 't absolut vandaag noodig. Juist omdat de hoofdzaak zoo goed staat, zyn me die byzaken zoo bitter. Ik heb myn gedachten noodig voor andere dingen.