Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

30 juli 1861

van

Multatuli

aan

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

* Waarschijnlijk 30 juli 1861

Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven V, blz. 99; Brieven WB V, blz. 77). - Volgens Mimi had Dekker onaangetekend f 50 naar Tine gestuurd; maar die waren niet overgekomen.

Dingsdag morgen 10-11 uur.

Lieve beste Tine. Gisteren zond ik u (gerekommandeerd) f 200 om te kunnen verhuizen, want de tijd van warmte en uitdampen komt aan. Nu kan het. Doe dus wat je goeddunkt. Ja, laat mijn beste kerel eens visschen, maar informeer je eerst of het mag van verpachting. Informeer je ook naar aas, maar niet levend, geen wormen. Ik geloof week brood met een beetje kaas. Eigenlijk vind ik 't niet pleizierig. Er is iets valsch in, maar als je hem dat opmerkt wordt hij sentimenteel en te week. Maar laat Nonnie ook iets doen. Ik stel je voor een man te huren met een schuit, maar neem dan ook de werkster mee om op Edu te passen en jij op Nonnie. Vind je niet? Ik ben er griezelig van, en toch vind ik het goed.

Wees nu maar niet meer verdrietig over de f 50.-. Je hebt nu voor 't oogenblik genoeg.

Koop vooral wat kleeren, schoenen, enz. Dat kan immers nu? Maar maak vooral werk van 't verhuizen. Later zit je weer vast. Reken dunkt mij bij 't nemen van kamers niet op mij. Dat maakt de keus makkelijker. Maar lieve ik wou zoo graag dat je weer een meid nam. Ik heb wel een beetje moed dat de positie beter wordt. Ik zal namelijk schrijven. 't Is maar jammer dat Gunst schraal zit. Hij zou me graag duizenden geven, maar hij moet nu zelf er op uitsnuiven om geld te leenen. Hij wil graag, want op 't uitgeven van mijn geschrijf verdient hij evenveel als hij mij geeft. Eigenlijk had ik hem f 1500, - gevraagd, maar hij heeft ze niet. Ik denk echter wel, dat ik over een maand weer geld kan krijgen, want hij is zoo bang als de dood dat ik bij een ander zal gaan.

Ik heb nog altijd hoop gaauw thuis te komen. Maar moet gaauw weer hierheen om te werken. Ik heb een boel te doen. Heel veel! Zoodra ik kan zet ik een tijdschrift op dat een magt in den staat moet worden. Eerst echter moet ik geld hebben om sommige dingen aftedoen die mij drukken. Ik denk dat ik sla-gen zal! Wees niet angstig of ongerust. Ik wil werk maken alles te redresseren, maar niet door anderen. Ik moet zelf handelen. Je zult zien. Ik heb moed.

Ik kan Siet niet eens beschrijven. Juist krijg ik een brief - ik heb hem nog niet gelezen. Zij is een flinke knappe meid. Zij behoort in 't plan dat ik heb, ik kan haar gebruiken, geloof mij. Zij is de eenige persoon die ik gebruiken kan als hulp om te schrijven. Dat moet je vreemd voorkomen maar 't is zoo. Ik spreek nu met van verliefdheid of zoo iets, maar ik verzeker je dat zij als ‘klerk bij de redactie van mijn tijdschrift’ goud waard is. Zij is geniaal en heeft stijl. Ik ken geen mensch die ik (al was zij nu een man en dus geen kwestie van iets anders) haar zou voortrekken om voor en met mij te werken. Ik heb brieven van haar die mij toonen dat zij de eenige is wien ik over eenigen tijd zal kunnen zeggen: schrijf jij dat maar! Hoe vind je dat in een meisje van 19 jaar? Mijn tijdschrift moet mij magt geven en dan geld. Ik zal zeker slagen en de ministers etc. zullen beven, dat beloof ik je. Als Loudon mij geantwoord had zou 't mij een koopje geweest zijn. Wees gerust Tine!

Ik heb Siet's brief nog niet gelezen. 't Laatste woord is ‘groet vooral, vooral Everdine.’ Zij is inderdaad innig voor u, geloof mij. Ik verzeker u, 't is geen gemaaktheid. Zij heeft al de indrukken opgevangen die ik van u heb gegeven.

Hartje, ik heb geen lust in schrijven. Ik wil komen! Wees opgeruimd en bedenk vooral een pleizier voor de kinderen. Wees niet gierig tegen hen. Och, die kleine kerel met zijn emmer voor de visch.

Ik hoop nu toch in godsnaam dat de f 200 terecht zijn gekomen. Men wordt angstig op 't laatst.

Ik heb den brief van Siet gelezen. Zij schrijft heel hartelijk over u. ‘Ik houd dol van je, en ga hoe langer hoe verder af van dien troep. Heel gehecht ben ik er nooit aan geweest, mijn illusie was altijd geweest er uit te gaan. Groet s.v.p. E. heel heel hartelijk, en zeg dat ik niet flaauw ben, mijn Abr. bloed (een droppeltje) zal niet weer boven komen, ik hoop dat 't voor goed weg is.’ En dan op 't slot weer: groet vooral Everdine.

Ik heb moed! 't Is wel weer met geloopen als ik hoopte (in eens f 1500) maar ik zal 't wel klaren. Wees opgeruimd en neem vooral een pleizier. Kun je de rotten niet eens laten rijden? Wat zeg je van een toertje naar Waterloo? Daar gaat zoo'n mooije omnibus naar toe?

Maar ik voor mijn smaak houd niet van die dingen. Slecht weer en mooi weer is even erg. Ik heb dunkt mij nog liever slecht weer dan die hitte. Neen, 't is ook te vermoeijend met de kinderen. Doe wat kalms.

Dag beste Tine, dag lieve kinderen.

Over die verloren f 50 zal ik schrijven in 't Eff. blad. Want het is telkens. God geef dat je de f 200 nu maar hebt. Dat zou waarachtig een bankroet wezen!

Kus vooral voor mij de kinderen en zeg dat je 't voor mij doet. O God, zorg toch dat ze niet vervreemden. Ik wil thuis komen.