30 april 1878
Brief van Multatuli aan Mimi. Enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.) Onvolledig bewaard gebleven.
Rotterdam Dinsdag avend lieve beste beste lieve Mies. Dat is m'n laatste brief! Ik heb al getelegrafeerd dat ik Donderdag avend thuis kom en dit blyft zoo. Ik was den heelen dag in allerlei onzekerheid òf ik al dan niet 'n eind maken zou aan m'n wachten op een en ander. Welnu, ik kom!
Weest over geldzaken niet ongerust. Volkomen tevreden ben ik niet, o neen! Ik had 'n 3000 gl willen meebrengen Dat wil zeggen, ik had er eerst die 800 gl van Van Zuylen, Zuur van willen betalen. [1.] Deze zin, van ‘Dat wil zeggen’ af, als noot onderaan de bladzijde bijgeschreven. Dit nu doe ik niet, maar ik kryg ze wel, en Willème zal afgedaan worden op of vóór 1 Juni (door jou zelf natuurlyk.) Ook zal er geen geldnood komen. Dit alles is zeer goed, zal je zeggen, en 't is waar, maar ik had liever nu in eens die 3000 gl. gehad om op eenmaal een en ander aftedoen. In godsnaam ik wacht niet langer. Ik ben nog (of weer) erg verkouden en voel me daardoor onwel. Dr De Haas is sectiechef van Tandem, en zeker is-i een goede. Hy heeft m'n oogen onderzocht en me 'n bril gegeven om mee te lezen en te schryven. Ik heb hem op dit oogenblik op, hoe vind je? Wat je van Coen schryft (Felsenteller) is snoepig. Ik zal geen woord over die zaak spreken, dus stel hem gerust.
Haspels is één yver en hartelykheid. Hy is de flinkste man dien ik ken. Sakkerloot, zoo doorzettend en stevig.
by negen uur, dinsdag avend.
Je brief over de doos. Nou, die riem komt er niet op aan. En bericht van de kist. Ja, daar zit allerlei in. Ik hoop maar dat je 'm hebt laten openslaan. Maar zoo niet, dan is 't ook goed. Er komt nog 'n kist (uit Hoorn) maar die staat, denk ik, te Arnhem. Nu er is geen haast by. Daar zyn maar boeken in.
Komiek, dat je 'n doos voor 'n kist kreeg! En nu tòch 'n kist ook. - Gister 'n aandoenlyke brief van Chris. Ze leeft op dat ze eens eindelyk - hoe zal ik zeg (....)