Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

13 januari 1868

van

Multatuli

aan

Cd. Busken Huet (bio)

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868 (1979)

terug naar lijst

13 januari 1868

Brief van Multatuli aan Cd. Busken Huet. Drie dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven en als vouwbrief verzonden. (M.M.)

Op blz. 12 het adres: WelEdelen Heer Cd B. Huet Bloemendaal bij Haarlem Nederland.

Enige duitse woorden en zinnen, in gotisch schrift, zijn cursief gedrukt.

Van de genoemde correspondentie met Rochussen en met Nahuijs is niets teruggevonden.

Van Zuylen: J.Ph.J.A. graaf van Zuylen van Nijevelt (geb. 1819) was minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet dat in november 1867 viel en ten tweeden male tot kamerontbinding overging.

Pr.: Potgieter.

e.g.: exempli gratia (lat.), zoals bijvoorbeeld.

Keulen 13 January 1868.

Waarde Heer Huet, Ik ontving voor een paar dagen uw beide brieven, van Woensdag avend (op 't kantoor) en Donderdag.

Ik kon niet terstond antwoorden, wyl ik myn duim verstuikt had die me nòg hindert. Ik was neergevallen op straat, door uitputting. - Ja, de f200 en de f25 waren beiden op een Vrydag, op reis. Dat (en meer nog) wyst één kant uit. Maar er zyn ook twee brieven weg, van my naar Italie, die ik beide keeren zelf in de spoorbus deed. Zou men die gestolen hebben om de 4½ groschen?

Nog iets verzwakt de betekenis van die 2 vrydagen: ik weet niet of de f25 in St Paul zyn aangekomen! Van de f200, weet ik zeker dat ze niet hier in huis afgegeven zyn.-

En nu iets zeer wonderlyks. Let eens goed op. 't Klinkt als een vertelsel.

Voor acht dagen, verzocht ik iemand in den Haag, elken dag een brief op de post te doen, met gesimuleerd bankje, adres E.D.D. breite strasse 123. en tevens (adres Bergrath) daarvan telkens advies te geven. (Gy begrypt dat ook de EDD. geadr. brieven by Bergrath worden bezorgd)

Nahuys, zoo heet myn corr., antwoordde: ‘Zeer goed! Ik zal er morgen meê beginnen. Ik zal op den lokbrief drie lakken doen, en niet aanteekenen...’ -

Ik vraagde hem, of hy gek was! ‘Waartoe die drie lakken? Gy schynt myn doel niet te begrypen. De brief moet niet zoo opzigtig zyn. En: niet-aanteekenen? Hoe kom je er aan? Die brief (of een der volgenden) moet juist gestolen worden, hoe kom je dus op 't idee van aanteekenen? 't Is verdrietig! &c’

Die knorparty zond ik met den eersten post, voor ik nog dien fameuzen drie lakken brief, die door de opzigtigheid myn heele plan, ook voor de volgenden, bedierf, had kunnen ontvangen.

Den volgenden dag ontv. ik van Frau Bergrath... één brief, o.a.: inhoudende: ‘gelyk met dezen, verzend ik den lokbrief. Ik heb er drie lakken op gedaan.&c.’ -

Die lokbrief was er niet! Ik maakte in gedachte amende honorable aan Nahuys, die door grover loksel (de lakken), dan ik bedoelde, zoo ter stond scheen geslaagd te zyn. Van den adviesbrief scheurde ik (couvert en br. beiden) een hoek af, dien ik Frau Bergrath te bewaren gaf, als waarmerk dat ik dien brief alleen ontving.

Toen naar de post. Als gewoonlyk moest ik 3, 4, keer terugkeeren, voor ik den Directeur kon te spreken krygen. (Die heeren hebben van 22 Decr, tot 6 January, incl. in vyftien dagen, zeven Feiertage gehad. De belemmering hierdoor in myn tegenwoordig onderzoek was vreesselyk. Die feiertage waren drie Zondagen, 2 Kersdagen N. jaar & 3 koningen!)

Enfin, ca vier uur na 't ontvangen van den adviesbr., mogt ik den Direct. spreken. (De man ziet me aan, alsof ik niet wys ben, dat voel ik. Ook heb ik hevige onaangenaamheden met hem over zyne ambtenaarsachtige luiheid. Hy heeft me gedreigd met een proces over beleediging in functie. In godsnaam! Rochussen heeft wat te verantwoorden! Alles is zyn schuld. Niet door 't wegraken van dat geld, maar door de ellendige wyze waarop hy 't daarna behandeld heeft. Ik kan myn tyd beter besteden dan door my te laten brutaliseren door post & policie. Dàt ik de zaak nu zoo moet doorzetten, is een gevolg van R's woord: ‘het verwondert my, dat die brief niet is aangekomen,’ en meer liefelykheden van dien aard, in verband met zyn in de steek laten! Ik leef sedert 31 Decr by 't uur. Nog heb ik niet den moed gehad aan myne arme vrouw te schryven! Zy kan geen stooten meer verdragen. De uitlegging waarom ik voor Ulto die f200 noodig had, en waarom het uitblyven noodlottig is, houdt me te lang op. En nog, had R. terstond hersteld! Inplaats daarvan, zond hy me een wisseltje (na 10 dagen wachtens) van... 13 thaler! -

Ik heb meer aan briefport en telegrammen uitgegeven door die zaak. Hy kan me overigens het geledene niet met schatten betalen. Ook vrees ik dat het onherstelbaar is. Ik ben gecompromitteerd te Amsterdam, te Gent, te Maestricht - en er is meer nog.-

Nu dan, eindelyk trof ik den Directeur, vier uur na 't ontv. van den adviesbrief. ‘Ik geloof dat ik op 't spoor ben, riep ik, dat 's een domme dief, die zich zóó spoedig laat vangen!... (hy wist van myn maatregel)

Ook hy verwonderde zich, en zeide dat ze wel eens gelyke pogingen hadden gedaan, maar altyd zonder gevolg... en nu zoo terstond!

Ik voelde dat zyn verwondering gegrond, en... beleedigend was. Er was twyfel in.

- ‘Ik heb reeds aan myn Corr. te sHage geschreven dat z'n lokbrief niet aangekomen is. Ziehier den gewaarmerkten adviesbrief. Nahuys te sHage moet getuigen den lokbrief verzonden te hebben, gelyk met dezen; Frau Bergrath, dat deze alleen aangekomen is. Ik zei dit wat provoquant, omdat z'n bevreemding my niet beviel.

Onder 't spreken over St Paul, Bergrath & Breitestrasse, kwam het te pas, een besteller te laten roepen. Deze zei terloops: ‘maar... nu is er een brief voor m'nheer, een gerecommandeerde.’

Ik dacht: van R., en verzocht dien dáár te mogen ontvangen.

De besteller haalde hem, en gaf me: den lokbrief van Nahuys, gerecommandeerd.

Ik bestierf, want, juist in de verhouding met den Directeur, wilde ik nu niet zeggen hoe stom myn correspondent was. Na 't openen, ziende wat het was, stak ik hem stilzwygend in myn zak, droop verlegen af, en was woedend op Nahuijs. Ik kon ook daarom aan den Direct niets zeggen, wyl zulk een correspondent de waarde myner opgaven over de f200 & f25 zou verminderen.

Natuurlyk schreef ik furieux aan Nahuys. Ik vroeg, of hy me voor de gek hield. &c. Maar... Nahuys heeft den brief niet gerecommandeerd. Dat is op de post gedaan! Er staat onder 't stempel aangeteekend met grove letters: uit voorzorg De adviesbr was gestempeld 7 January 12.4. (of 4.8.), de gerecommandeerde vier uur later. (door N. gelyk op de post gedaan).

Beide couverts zyn nu by R. -

Ik verzocht hem (R.) een knecht naar de post te zenden, met myn kaartje: ‘Compliment, en laat bedanken voor de welwillendheid. Hierby de voorgeschoten 10 Cts voor 't aanteekenen.’ -

Ik verzoek R. my medetedelen, welk antwoord de knecht brengt. Òf de voorzorger neemt dank, en 10ct, aan, - en dán wil ik laten nasporen, waarom die onbekende man, ten préjudice der postale verantwoordelykheid, zoo ongeroepen zorgt voor myn belangen? Of... niemand wil 't gedaan hebben, en dan is de dief van de f200 op dat uur den 7n Jany op t bureau in den Haag werkzaam geweest. - De zaak is louche, niet waar? Toch beweer ik, dat er eene onschuldige welwillendheid in 't spel kan zyn. Ik zou zoo iets ook doen, maar beken dat ik 't met verbazing van een ander onderga. Let wel, dat de voorzorger méér deed, dan 10 ct uitgeven, of 'n attentie bewyzen. Hij belastte de post met risico, en hield myn brief 4 uur op. Hy risqueert zyn ontslag: om, zonder dank, onbekend, my een dienst te doen! Die man is òf de dief, en dan wil z'n aardigheid zeggen: ‘denk je my zóó te vangen?’ òf hy is even excentriek als ik. Want, nog eens, ik zou t doen, by 't zien dier drie lakken.

Maar waarom dat vertragen van de verzending, 4 uren lang? Had hy zoolang noodig, om 't woord uit voorzorg er opteschryven? Is 't niet zonderling?

Wat me nu bezwaart, is de ééne kans tegen 10, dat het excentrieke goedheid is. Maar ik moest er R. kennis van geven.

Ware 't niet geweest om hem, en zyn toon, dan zou ik die zaak anders behandeld hebben. Ik had dan eerst willen weten, of 't ook indedaad welwillendheid geweest kon zyn? Zeg me SVP uitdrukkelyk, wat gy hiervan denkt, of 't namelyk al dan niet in verband staat met den diefstal, naar Uw oordeel?

Gelukkig, dat dit incident zoo bewysbaar is. Ik heb Nahuijs aan R. genoemd. Hy kan hem ontbieden, en diens getuigenis vergelyken met de twee adressen.-

Wat overigens de verhouding met R. aangaat, ik tast in 't donker. Ik denk, dat hy beschaamd (en dus boos) is. Ik heb hem overstroomd met brieven over die zaak. Natuurlyk! In plaats van my te zeggen: ‘Wel, dat is jammer! Welnu, ik zal u terstond helpen. Er is iets anders te doen, dan die ellendige f200.- nateloopen.’ (Bedenk dat ik met hem in corresp. was, óók over buitenl. aangelegenheden, Bismarck &c. Hy zou me voorstellen aan van Zuylen) Inplaats daarvan, ‘verwondert’ hy zich, dat die brief niet aangekomen is. en schreef in z'n eerste briefje daarover: ‘informeer, en doe my berigt!’

Goed! Ik heb geïnformeerd! Ik heb my laten beleedigen door policie en postmenschen. Van 'smorgens tot savends liep ik met verscheurde schoenen in de sneeuw. 't Geld waarvan ik had moeten eten, besteedde ik aan telegrammen en briefport, en den 8n schreef hy zeer flaauwtjes: “ik geloof niet, dat gy in Uwe pogingen slagen zult.” Ik antwoordde: nu misschien niet, omdat ik my niet behoorlyk kan bewegen; maar als ik minister was, zou ik niet met zulke schelmery tevreden zyn. Ook neem ik aan, indien ik Carte blanche heb, daaraan voor goed een eind te maken. Indien ik echter, in myn uitgeputten toestand, niet slaag, zal 't geen wonder zyn.’

Voor vyf dagen schreef hy: ‘ik kan niet begrypen waarom gy om die f 200 zoo verlegen zyt?’

Ik kon niet schryven om myn duim. Ik zond hem dus een begonnen brief aan myn vrouw, 31 Decr, den laatsten dag dat ik 't geld wachtte! Daarin kan hy zien, hoe ik over hem en de ministers spreek. Er komt geloof ik in: ‘als zy zóó zyn ('t beschikken op myn op instigatie van R. geschreven rekwestje) als ze weken noodig hebben voor zulke voddery, dan kan ik hen niet gebruiken, voor wat er te doen zal vallen.’ En ook over R. zelf. Ik gebruikte 't woord ‘woede over zyn teleurstellen’. &c.

Aan R. schreef ik: daarby word maar boos, - maar zie, dat ik de waarheid zeide’.

Ook zond ik hem de sommatie dat men myn goedje wou verkoopen voor stadsbelasting, die ik, vóór Ulto willende opbreken, als onbillyk, niet had willen betalen. Door zyn schuld heb ik 't nu van zyn 13 thaler moeten doen! -

Ik ben benieuwd naar z'n toon, als ik antwoord kryg op vier brieven die ik hem gerecommandeerd zond. (bewyzen van myn tobben en nasporen, en betoogen van de nadeelen die er uit zyn kleinheid voortvloeien, schoon ik alles niet uitleggen kan, omdat het te veel is.) De zaak is fataal, en ik denk gedurig aan uwe opmerking, over die brochure - te omslagtig - eilieve, nòg is 't niet duidelyk genoeg! Een eenvoudig woord wordt niet ter harte genomen. Men wil omslag! Op R's gezegde: ‘het geld dat ge noodig hebt, zult ge my hoop ik, kunnen teruggeven van uwen overvloed’, had ik eenvoudig geantwoord. ‘goed! zend me vóór Ulto f 200.- dàt heb ik noodig!’

't Was de waarheid! En inplaats van, na 't stelen van dat geld, met omgaande die zaak te herstellen, laat hy me zitten.

Nog ben ik, tegen anderhalven prys, pr dag, in de breitestrasse, over-geleverd aan Frau Frisch! Ieder bespot me ‘Doch wenn es so ist wie Sie sagen, dann muss Ihr Correspondent es wieder schicken!’ Dat: wenn es so ist - is pynlyk! Voelt ge dat? ook merk ik zoo iets, onuitgesproken, by de post! Ik beef by 't aankloppen, en voel dat ik my zou kunnen vergrypen! Hoe kan ik hier de verhouding met R. uitleggen, en dat ik geen weder-zenden vorderen kan?

Ik behoef U immers niet te herhalen dat deze opmerkingen niets te maken hebben, met Uwe f 25? Die zondt ge op de door my goedgekeurde wyze. Ik zou 't net zoo gedaan hebben. waarom niet? 't was altyd goed gegaan, Maar R, met wien ik groote zaken behandelde, R voor wien f200 een nietigheid is, hy die zelf (uit bestwil voor myn gevoel, dàt neem ik aan) sprak van leenen, en van teruggeven van myn overvloed!

Intusschen leef ik hier, nu sedert 28, 29 December, op weg van en naar Bergrath, naar de post, naar de policie, en naar St Paul, waar men tòch weer brieven bezorgd heeft, en waar ik dus nu, om zeker te zyn, elken dag weer moet vragen.

Van myn hospita moet ik de krankzinnigste scènes aanhooren. Het wyf is nu en dan dronken. Myn deur kan ik - ja nu wel, - maar tot voor 4, 5 dagen niet sluiten. Ik ben eenmaal 9 weken zonder schoon beddegoed geweest. Myn kolenschop is een halve schotel. De Kölnische Z. heb ik niet kunnen aanhouden, en moet nu elken dag steelsgewys in een koffyhuis wat by elkaêr brengen. Daarvoor en voor briefport en telgr. geef ik t geld uit, waarvan ik anders wat zou kunnen eten. Myne vrouw schryft me verdrietige brieven: dat ze niets van de zaak d.i. het gaan naar den Haag, en de herstelling, verneemt! Alle kleine arrangementen die ik gemaakt had, (ook groote, god weet het) om na 1o January, met kalmte my tot arbeid te zetten, zyn verstoord, en de meesten op eene wyze, die my doen doorgaan voor een leugenaar. Ik schreef: ik wacht geld! De vertelling dat het gestolen is, bevredigt niet. Ieder wil weten, waarom die correspondent dan niet weer zendt?

Ik schreef (of liet lezen) aan R: ‘met zulke menschen - Justitie &c - is niets uitterigten. In verband met andere woorden over “R”, in den halven brief aan myne vrouw zal hy dit wel toepassen op zichzelf. Daaraan schryf ik toe, dat hy sedert 5 dagen niet antwoordt. Maar ik laat hem niet met rust. Hy schreef: “informeer” en dat deed ik, tot ik uitgeput neersloeg op straat.-

Ik heb u immers reeds geschreven over een opengemaakten brief? Daarvan zond ik aan R een facsimile.-

Ik ben zeer onwel. Niet ziek, maar myn hoofd loopt om. Als ik iets of iemand van de post zie, beef ik.

Heden vroeg ik van Bergrath den lok- en adviesbrief, gelyk verzonden maar te Oberhausen en hier ongelyk gestempeld. Zulke dingen moet ik den Direct. weer voor zyn gezigt leggen, omdat hy zoo bluft op de post hier. Voor twee dagen gaf my Bergrath, een by hem voor my afgegeven brief:

Herrn... Becker

restaurateur

Schildergasse

Ik wilde daarmeê naar den Directeur, om te zeggen: Zóó kan ook myn f 200 elders afgegeven zyn. Maar hy was niet te spreken. De besteller die er van gehoord had, kwam my verzoeken, hem niet bloottestellen aan straf! Nu ik heb hem den br. gegeven. 't zou toch niet baten.

De Directeur zou zeggen: dit bewyst niet, dat Uw f200 verkeerd bezorgd zyn!’ Dat woord bewys, is zyn stopwoord. Het beduidt: ‘Gy hebt niet bewezen, dat ge die f 200 niet ontvangen hebt!’ t Is vreesselyk dat aantehooren.

Ik zal trachten van middag wat couranten in te zien voor den haarlemmer.

Wees met uwe vrouw vriendelyk gegroet van U liefh.

DouwesDekker

Myne vrouw heeft fr 100.- ontvangen, die zy terstond heeft moeten afgeven, wegens achterstand voor den tyd dat ze geen dienst kon doen. Wie heeft U toch in sHemels naam verteld, dat hare positie verbeterd was? Haar toestand is integendeel ondragelyk. By eigen smart, moet ze nu ook nog die school gaande houden, die bankeroet is.

En ik ben ook tegenover Pr. gecompromitteerd, door U te verzoeken hem te zeggen dat het nu spoedig uit zou zyn! Zulk een figuur maak ik nu overal. Ik die zoo graag precies de waarheid zeg, sta nu als een leugenaar. R. schynt dit niet te kunnen vatten.

Ik schryf hem niet meer, voor hy bewys geeft van beter inzigt, èn door toon, èn door geld. Ik zeg hem dat ik nu aan f 200 niet genoeg heb, en dit is waar! -

Geef me toch een wenk hoe ik aan U moet adresseren? De dief heeft er belang by de brieven aan U te vernietigen, om 't onderzoek te embrouilleren. Ik schreef aan R. ‘als ik minister ben, zal ik niet kunnen slapen, zoolang er onder myn administratie zulke dingen gebeuren!’ Want, er is raad op! Ik heb hem myn opinie over zyn wyze van doen nog niet gezegd. Maar myn toon, over andere dingen schryvende, is forsch. e.g.: schaamt de min v.O. zich niet met z'n ‘linien!’ Er is maar één linie die verdedigd moet worden, d.i.: de grens. Indien er oorlog komt, en men maakt my vóór dien tyd het Hollanderblyven niet onmogelyk, dan verbind ik my op de grens te sterven. De menschen buiten die ‘linie’ hebben gedwee hun belasting betaald, en hun kinderen tot conscrit geleverd.’ -

Door dien toon wil ik hem laten voelen dat hy verkeerd doet, zonder dat ik 't noem. Maar noemen zal ik het, op z'n tyd!

vóór 't sluiten uw brief van 12. Dank.

ik antwoord morgen. Gy hebt geen 25 gl. verloren. Hoe komt ge op dat idee!