11 februari 1882
Brief van W.H. van Heijningen Jr. aan V. Bruinsma. Enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Den WelEd. Heer dr. Vitus Bruinsma Leeuwarden.
Mijnheer!
Vergeef mij de onwellevendheid U een naamlooze briefkaart te hebben gezonden. Te jong om publiek op te treden wilde ik het oordeel van andere afwachten en toch mijn gevoelens niet kunnende verkroppen, schreef ik U met het opschrift ‘Havelaarszaak’. Mag ik U nogmaals mijn instemming betuigen. Tevens hoop ik U Maandag een kleinigheid te zenden per post, veel kan een jongmensch niet missen, maar als ieder naar vermogen bijdraagt, kan het comité tot herstelling van het onrecht D.D. aangedaan, welk comité naar mijn verwachting binnen enkele dagen wel hier of elders gevormd zal worden over een kapitaaltje beschikken. Geld is toch overal noodig al zou het dan maar dienen tot aanplakbiljetten, lokaal huur voor een serie meetings in alle groote steden of iets dergelijks.
Misschien door mijn jeugd ben ik te voortvarend, maar ik zou de groote trommel willen roeren. Manifesten in alle bladen, zijn de redacties droogstoppels of sluimeringen [1.] sluimeringen: uiteraard bedoeld: Slijmeringen., dan advertenties. Voor geld kan men genoeg geweigerde ingezonden stukken geplaatst krijgen. Maar laat ik dat aan oudere over, god dank! er is een man van initiatief! Hem, onzen voorganger de hulde van het jonge Nederland!
Paleisstraat 35
W.H. v. Heijningen Jr.