Multatuli.online

Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde

A · B · C · D · E · F · G · H · I · J · K · L · M · N · O · P · Q · R · S · T · U · V · W · X · Y · Z

27 november 1882

van

Multatuli

aan

C.J.H. van den Broek

 

Volledige Werken. Deel 25. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1871-1886 en registers (1995)

terug naar lijst

* 27 november 1882

Brief van Multatuli aan C.J.H. van den Broek. (uit: J. Pée ‘Reisbrieven’, Amsterdam 1941, blz. 32-33). Onvolledig overgeleverd.

(....)

Het houden van voordrachten is me ook afgesneden. Hoe zwaar en schraal beloond die taak ook was, met vreeselijke inspanning kòn ik 't doen, al viel ik dan ook na afloop uitgeput neer. En 't was altijd 'n ressource, hoe hollandsch ellendig dan ook.

Dickens, de vertellinkjesmaker, ontving voor 't voorlezen van 'n paar hoofdstukken uit 'n lang gedrukten roman 80 à 100 maal meer dan ik voor m'n improvisatien! Ik had m'n aamborstigheid te overwinnen, reisde in storm, sneeuwjacht en kou, heb menigmaal drie uren staan spreken met natte voeten, hoestte alle nachten, had soms moeite mij overeind te houden. Welnu, op zeer veel plaatsen kreeg ik ternauwernood de reiskosten vergoed. Om 't finantieel uit de houden moest ik zoo dikwijls mogelijk optreden in den kortsten tijd. Eens elf maal in dertien dagen! En die logementen op sommige plaatsen. En al die natte lakens die ik met m'n poover en schraal lichaam heb moeten drogen! En wat kreeg ik voor dat alles? De toejuiching die mij ten deel viel, is nu gebleken ijdel geweest te zijn, maar de scheldwoorden, die me naar 't hoofd werden geworpen, waren wèl gemeend.

Hoe dit zij, rijk of schraal beloond, ik ben voortaan verstoken van dat hulpmiddel. Meer dan ooit ben ik nu op m'n bijna 63 jaar genoodzaakt sprookjes te vertellen, die ‘mooi’ moeten gevonden worden. Sedert maanden strijd ik ook in dat opzicht tegen m'n onmacht! Al m'n indrukken losten zich op in één vloek! Dáárvoor kan 'n uitgever geen honorarium betalen! M'n vergeefsche pogingen om wat voort te brengen martelen mij vreeselijk. En 't moet! Maar wat zal nu 't gevolg zijn? Dat ik, mij vermannende om tòch te leveren - 'n ware schandelijke onanie van 't gemoed! - zéér spoedig niet meer zal voldoen aan de eischen van mooijigheidjes, en dat ik ook alzoo op dàt gebied geen geldswaardige koopmanschap zal kunnen voortbrengen.

De eenige voldoening die mij dat ‘Huldeblijk’ geleverd heeft, werd mij verschaft door geloovers. In eenige goddienende kranten of tijdschriften werd ik vereerd met de verzekering, dat ik God onttroond en de jeugd bedorven had. (Als Socrates alzoo!) Nu die eer was te groot. Ik mag 't kompliment niet aannemen. Maar tegenover de lauwheid mijner ‘vrienden’ doet me die erkentenis van tegenstanders nogal pleizier. We weten nu meteen wat mijn partijgenooten voor hun ongeloof over hebben. Leve de orthodoxen, de Jezuïten, de piuspenningers [1.] Piuspenninger: de drager van een Pauselijk ordeteken, ingesteld door Pius IX in 1847., de 3 à 400 industrieelen die onder zich den buit verdeelen, die ze à tour de rôle [2.] à tour de rôle: om de beurt (fr.) uit het volk weten te halen! 't Klinkt haast al te paradox, maar 't schijnt toch waar, dat goede trouw en toewijding aan begrippen slechts te vinden is bij schelmen en idioten. 't Is om jaloers op dat volkje te worden! (....)