* 4 februari 1862
Brief van A. Veder aan J. van Lennep. (uit: M.F. van Lennep Het leven van Mr. J. van Lennep, Amsterdam 1909, II, blz. 189.)
(....)
Wat ge mij van Douwes Dekker schrijft, is zeker zeer curieus. Laat nu echter, wat ik u bidden mag, uw goede hart evenmin als uwe bewondering van 's mans letterkundige talenten u niet ver-leiden, weer met hem op eenen meer vertrouwelijken voet te geraken. Ik voor mij ben overtuigd, dat hij geen oneerlijk man is, en ook niet tot eigentlijk gezegde laagheid in staat - integendeel zijn trots zal hem meer dan zijn intriguegeest benadeelen - maar hij behoort tot die soort van menschen van welke men bij veel genot en genoegen op enkele oogenblikken, op den duur eigentlijk slechts last en wrevel ondervindt. Het zijn mannen die de ongunstige zijden van het vrouwelijk karakter bij de hunne gevoegd hebben, grillig, overgevoelig, buitensporig in hunne eischen van vriendschap en opoffering, in 't kort er is op den duur niet met hen om te gaan, of men moet altijd opzitten en pootjes geven. Houd hem dus voortaan op een eerbiedigen afstand. (....)