8 juli 1853
Brief van Tine aan mevr. A. van de Velde-Douwes Dekker. Dubbel velletje postpapier met gestempeld briefhoofd EDD, waarvan blz. 1 en 2 (⅓) beschreven. (M.M.)
Amsterdam den 8st Julij 53
Waarde Tante!
Het spijt mij waarlijk in antwoord op de brief van Neef U te moeten mededeelen dat door verschillende omstandigheden het voorgenomen bezoek op aanstaanden Zondag ons slecht zal convenieren. Ik zou U dit reeds eerder hebben berigt, doch daar Dekker uit de stad is (naar den Haag) heb ik tot nog toe gehoopt, dat het ons schikken zou, heden echter schrijft hij mij, dat al gebeurde het, dat hij voor Zondag te rug kwam, hij het hoofd zoo vol heeft, dat hij inderdaad ongeschikt is, zich met iets anders bezig te houden, ik zelf heb hier nog al op aangedrongen omdat ik weet hoe het zijn gestel aandoet, om te midden der belangryke zaken die hem bezig houden zich met iets anders te occuperen.
Ik hoop lieve tante u mijne openhartigheid ten goede zult houden, zoodra wij kunnen komen wij eens te Alkmaar en zullen U dan vooruit schrijven, welken dag wij denken te arriveren. Mijne gezondheid laat niets te wenschen over waardoor ons ook eene gelukkige toekomst tegenlacht.
Na minzame groeten ook aan Neef verzocht te hebben noem ik mij met achting
Waarde tante
Uwe U liefhebbende
Nicht E. DouwesDekker
van Wijnbergen