23 maart 1887
Brief van H.C. de Wolff aan N. de Roever en W.R. Veder. Enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 2 (⅔) beschreven. (G.A. Amsterdam; fotokopie M.M.)
Hendr. C. de Wolff,
Assuradeur
Boezemsingel 124
Kantoor: Wijnstraat 39
Rotterdam, 23 Maart 1887
Myne Heeren,
Natuurlyk wil ik mij als vereerder en particulier vriend - van den grooten en goeden Multatuli niet aan de door U voorgenomen hulde - een gedenksteen in zyn geboortehuis - onttrekken.
Hebt de goedheid my voor f2.50 te noteeren.
De Heer Mr J.N. van Hall zal U waarschynlyk spreken over een plan, dat eenige intieme vrienden van Dekker (in een conferentie ten huize van Dr de Haas alhier) hebben opgevat. Beleefd verzoek ik U, dat plan te steunen, en er het Uwe toe by te dragen. [1.] by te dragen: gedoeld wordt op het ondersteuningsfonds voor Mimi en Wouter, later genoemd ‘Wouterfonds’.
Mocht de Heer van Hall U onverhoopt niet over deze zaak spreken dan ben ik zeer gaarne bereid, U confidentieel de, noodige mededeelingen te doen.
Uitnoodiging daartoe van Uwe zyde zal my in dat geval zeer aangenaam zyn
Gelooft hoogachtend
Uw dw dr
Hendr. C. de Wolff
penningmeester van ‘Tandem’:
Genootschap ter pensioneering van den schryver v Max Havelaar