26 februari 1887
Brief van J.H. de Haas aan F.M. Wibaut. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 2 (⅚) beschreven. (M.M.)
Rotterdam, 26 Februari 1887.
WelEdele Heer,
Gisteren avond kwam mijne vrouw terug uit Ingelheim en deelde o.a. mede uw vereering voor den ontslapen meester. In die vereering en in de moeite, die Ge er voor over hadt om er blijk van te geven, vind ik aanleiding U het volgende te schrijven in vertrouwen. Op haar verzoek heeft deze week door mijne bemiddeling een oude vriend (H.C. de Wolff, assuradeur, alhier) aan Mevrouw Dekker 1000 Mark ter leen gezonden, om de onkosten der crematie goed te maken en in andere onvermijdelijke uitgaven te voorzien. Niet anders dan ter leen wilde zij ze hebben.
Intusschen zijn wij op het denkbeeld gekomen om van een achttal hulpvaardige vrienden van Dekker ieder het een tiende van het bedrag te vragen, ten einde daarna het uitgeleende zoo gracieuselijk mogelijk haar aan te bieden uit naam van ons tiental als een laatste rechtstreeksche hulde aan Multatuli.
Wilt, kunt en moogt ge één dier weinigen zijn?
Met uw antwoord zult Ge verplichten uw onbekenden geestverwant
J.H. de Haas