31 december 1886
Brief van P.H. Ritter aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Utrecht 31 December 1886.
Hooggeachte Heer! Laat mij, naar de lieve ouderwetsche gewoonte, U en de uwen van harte veel heil en zegen toewenschen in het Nieuwe Jaar. - Uw bestaan is van zoo hooge waarde voor die velen, die door uw woord zich voelen geprikkeld tot handelen; ook voor die velen, die u liefhebben en in wier leven uw naam zulk een groote plaats inneemt.
U en de Uwen in 87 veel heil en zegen!-
Helaas! ik zal niet tot u komen in de volgende week. Tot heden heb ik het uitgesteld te besluiten, omdat ik nog altijd hoopte te kunnen komen. Lettende op den aard van mijn keel en het seizoen, mag ik niet. Thans blijft mij slechts over te hopen dat er geene verhinderingen zullen zijn noch bij U noch bij mij, in de Paaschweek, of juister in de week na Paschen.-
En zoo ligt 86 weder achter ons.
Een jaar, dat ik niet gaarne nog eens zou willen doorleven. De menschen hebben getracht mij bitter te maken - en ik wil niet bitter worden. Maar het kost moeite.
Lichtpunt in dit jaar is mijne kennismaking met U.
Ontvang nog eerst mijn innigen dank voor Uw groote welwillendheid mijwaarts. Voor uwe hartelijke vriendschap, die de warmte mijns levens vermeerdert.-
Ik ben thans druk bezig met het afmaken der Fragmenten en met het voltooien eener historische studie - uit de bronnen, hier het Utrechtsch Archief. - Behalve dat liggen er nog vele onderwerpen te wachten. En dan die arme menschen, steun en raad vragende. Want met geld zijn slechts zeer weinig menschen geheel geholpen. Dat is ten minste mijn ondervinding tot heden.
Ontvang vele vriendelijke groeten van mijne vrouw voor de Uwe en Wouter. Geloof mij met diepe vereering en hoogachting
de Uwe
P.H. Ritter