3 september 1886
Brief van Multatuli aan C. Vosmaer. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Nieder Ingelheim 3 Sept 1886
beste Vos, we hebben in lang niets van je gehoord, en ook Gy van ons niet. Dit kan niet anders, en ‘'t zit 'm niet in t briefschryven’ moest verheven zyn tot 'n aanhaling uit Stuart Mill [1.] Stuart Mill: John Stuart Mill (1806-1873), Brits econoom en wijsgeer, schrijver van o.m. System of Logic, ratiocinative and inductive (9de druk 1875)., Taine [2.] Taine: Hippolyte Taine (1828-1893), Frans historicus en literair criticus, auteur van een Philosophie de l'Art en van naturalistische kritieken., Spencer [3.] Spencer: Herbert Spencer (1820-1903), Brits filosoof, grondlegger van een evolutionistische filosofie., en wat er weldra meer zal volgen op't lystje der beroemdighedens van den dag. Ik weet niet wie aan de beurt ligt. Russische schryvers over Socialismus hebben veel kans. De ‘bekende’ ...skow, de verrukkelyke ...itsch beweert &c. Klaar ben je! Ik vind dat de wysheidsleverancier ditmaal 'n Graaf moet wezen. De wysgeeren met eelt in de handen beginnen wat ordinair te worden en de mooischryvers waren dit reeds lang.
Mooischryvers? Hm! Ik ga de Minnebrieven voortzetten [4.] Minnebrieven voortzetten: zie de Onafgewerkte blaadjes, V.W. VII, blz. 737-751, postuum gepubliceerd in april 1887.. Wees ‘mooi’ of sterf! En dan moet men 't volkje kennen dat zoo op mooiheid gesteld is!
Ik heb u wat te vragen, en bewaar dat voor 't laatst. Anders vergeetje't voor je den br. uit hebt.
We zyn wel. Ik op m'n asthma na. Mimi houdt zich goed en Wouter ook. Tot nog toe heeft hy 'n afkeer van al wat naar leeren lykt, en zelfs houdt hy niet van spelen die inspanning vereischen. Z'n eenig genoegen is rondloopen in velden en op wegen. Daar bestudeert hy wat men - ten-onrechte: by uitzondering - de Natuur noemt. Steentjes, planten, beesten. Nu, ook dàt ontwikkelt. Maar de tevens noodzakelyke schoolstudie! Daar de privaatlessen ons te duur uitkwamen, bezoekt hy sedert eenigen tyd de School, en dit verschaft me dagelyks de noodige ergernis. 't Is me wat moois, dat duitsche onderwys van Staatswege! En de ‘liberalen’ in Holland vinden 't zoo mooi, geloof ik, dat de Staat zich daarmeê bemoeit? En ze dringen aan op verplicht onderwys? Bien leur fasse! [5.] bien leur fasse: wel bekome het hun (fr.) Welk begrip hebben toch die menschen van 't woord: ‘vryheid’ dat ze gedurig in den mond hebben? Als die kostelyke dwang zal ingevoerd zyn - want ik zie 't komen - zullen de liefhebbers ‘zien en ondervinden’ wat ze misdaan hebben. Och neen! Want dan zouden ze nu reeds weten wat men te wachten heeft van Schoolmeesters die ambtenaar zyn, en die doceeren moeten dat Coster de boekdrukkust heeft uitgevonden, dat Willem I 'n engel was, Willem III 'n grootmannige held &c &c. De kennis der Geschiedenis van ons landje kan dan geput worden uit Helmers' Holl.e Natie. [6.] Hollandsche Natie: een in 1812 verschenen lofdicht op het Nederlandse volk van Jan Frederik Helmers (1767-1813), dat in de Franse tijd grote opgang maakte.-
De in Duitschland geprüfte Lehrer [7.] geprüfte lehrer: opgeleide/geëxamineerde onderwijzer (du.); in Duitse schrijfletters. kennen zelden 't verschil tusschen b & p, d & t, f & v. Het uitspreken van de r is uit de mode. En bleef 't maar by letters! Ik kan je curieuze staaltjes meedeelen van wat er wordt te slikken gegeven door die officieele paedagogie. Of dit in Holland beter is, moet ik betwyfelen. Een paar neefjes & nichtjes die ik eens te logeeren had en die te Utrecht school gingen, spraken afschuwelyk hollandsch. Een jongen (12 jaar) die zes jaren lang 'n school te Rotterdam had bezocht, kon de werelddeelen niet opnoemen!
My komt het bespottelyk voor, 't onding: ‘Staat’ tot superintendant van Onderwys te maken. Men roept om ‘scheiding van Kerk en Staat’ en dringt aan op 'n allerinnigst huwelyk tusschen dienzelfden ‘Staat’ en Onderwys.
Ziedaar juist m'n hoofdgrief tegen 't z.g.n. Socialismus. Zoogenaamd, want - als met meer ismussen - ik weet niet recht wat ze willen. Nu ja, ik heb 't Program gelezen dat in ‘Recht voor allen’ gepubliceerd is. Wie er uit wys wordt, is 'n kerel! En ik las véél socialistisch geschryf, d.h. ik begon er aan, maar wie kan 't euvel duiden, dat ik de meeste dingen terzy legde nadat ik - in den aanhef reeds gewoonlyk - op ongerymdheden stuitte?
D. Nieuwenhuis is tweemalen hier geweest, eens 2 jaar geleden, eens onlangs. Hy is 'n zeer beminnelyk mensch, en 't kost moeite hem te zeggen dat men z'n stelsel voor onzin houdt. Toch heb ik dit gedaan, natuurlyk. Hy mocht niet in den waan verkeeren dat ik 't met hem eens was. Wel deel ik in z'n ontevredenheid met de bestaande toestanden, maar de oorzaken liggen m.i. niet waar hy die meent te vinden, en de herstellingsmiddelen die hy voorslaat noem ik krankzinnigenwerk!
Hoe dit zy, ik houd hem voor eerlyk man. Hebt ge z'n ‘Afscheid aan de Kerk’ [8.] Afscheid aan de Kerk: Van Domela Nieuwenhuis verscheen in 1879 Mijn afscheid van de Kerk in twee delen: I Uiteenzetting van beginselen, II Afscheidsrede. gelezen?’ Dat stuk is flink en fraai. 't Is te betreuren dat de man die dàt schreef, in aanraking komt met straatfilosofen. Toch kan hy dit niet vermyden. Z'n stelsel brengt het mee. Maar 't moet hem hinderen, dunkt me, al wil hy er niet voor uitkomen, waarschynlyk uit piëteit om z'n ‘broeders’ niet aftevallen. t Ergste wat hem kan overkomen, is dat hy - altyd slechts voor'n oogenblik - slaagt. Als er dan geen champagne te scheppen valt uit de straatgoten, zullen die ‘broeders’ hem steenigen. Ja, dan wordt hy:
‘doorschoten als een hondt.’
Zegt niet Vondel dit van Masaniello? [9.] Masaniello: zie brief van Multatuli aan Roorda van Eysinga, 23 augustus 1886, noot 8.-
Wat al beroering! Toen in '66 'n bataillon uit Keulen naar Coblentz verplaatst werd kwam ‘de juffrouw’ m'n kamer invliegen:
O Gott, O Gott, riep ze, die Preußen kommen...
(Ze wist niet dat ze sedert 1815 'n pruissin was!)
... und nun grad' da [11.] da: oorspr. stond er als. Herr Werner nicht zu hause ist! [10.] Dit alles in Duitse schrijfletters. O god, o god, de Pruisen komen en net nu mijnheer W. niet thuis is. (du.)
Herr Werner was HED echtgenoot, tevens koekbakker, en een van de innocentste menschen die ooit echtgenoot waren of koekbakten. Welk beletsel hy - als-i thuis geweest was - dien vreeselyken Pruisen zou hebben in den weg gelegd, is 't geheim van ‘de Juffrouw’ gebleven.
Maar zéker is 't dat zy verband vond tusschen die troepenmarsch en de afwezigheid van haar man.
En nu ik! En gy, Vos! Straks zyn we dood. Dat's 'n heel àndere absentie dan van Herr Werner! Wat zullen de Juffrouwen zeggen by de beroeringen die voor de deur staan, als we dan juist, precies, grad, er niet by zyn?
Werner had thuis moeten blyven, dit is zeker. En ik... Kyk, ook ik zou nog wel wat willen blyven om 't schouwspel aantezien. De algemeene europesche oorlog wacht slechts op de triage [13.] triage: driedeling, opdeling. van bondgenooten. Eerlang zal Cumberland [14.] Cumberland: Ernst Augustus, Hertog van Cumberland (1845-1923), enige zoon van George V, de laatste koning van Hannover, en zelf prins van Groot-Brittannië en Ierland en hertog van Brunswijk, maakte aanspraak op verschillende delen van het Duitse Rijk en was gehuwd met een dochter van Christiaan IX, de koning van Denemarken. opgeld doen, en Denemarken, en San Marino, en - wie weet - Herr Werner of gy en ik. 'n grassprietje kan de schaal doen overslaan. Dat ik diep-ingrypende gebeurtenissen verwacht, komt op dit oogenblik niet heel belangryk voor. Maar ik heb 't jaren geleden voorspeld, lang vóór Modderman [15.] Modderman: zie 1 september 1886, noot 2. die me napraatte: ‘... waarby de fransche revolutie zal blyken kinderspel geweest te zyn’ heeft hy gezegd. Juist zóó had ik geschreven. O, die Cassandra-rol!
En Atjeh! Met verbazing zag ik dezer dagen dat de schryver van 'n ingezonden stuk in't ‘Vaderland’ me wel eens geliefde aantehalen. Hy had zeker z'n Spencer uitgeleend. Maar Göthe dan? En Jezus Sirach? De man maakt me verlegen.-
Zoo zie je dat ik inderdaad 'n mooischryver ben. Neen, dit zie je nog niet. Het mooie ligt in de handigheid waarmee ik via Herr Werner, werelddeelberoering en Atjeh op 't vak van zienerschap ben gekomen. Dáármee namelyk staat de vraag in verband waarmee ik je dreigde.
Hoor eens. Er bestaat 'n soort van menschen die ik uit den grond van m'n hart verafschuw. Ga nu eens 't lystje van alle u bekende beroerdelingen na - dan ben je'r niet! Vader- en moeder-moorders, verzenmakers, Khunstcritici, palingtrekkers, leden van 'n debatingclub, nederlandsche-taalmenschen, krantenflikkers, - o Vos, je bent er niet!
In de hel is 'n buurt die nooit door 'n verdoemde van eenig fatsoen wordt betreden. De policie van den Duivel zelfs besprenkelt zich met carbol als ze e.v. [16.] e.v.: eventueel genoodzaakt is dien hoek te naderen. Daar zitten de luî die eenmaal - ongevraagd, moet je weten - iemand 'n courant ter lezing zonden, en dan maanden daarna komen zaniken om dat ding terug te hebben.
En waren ze nog maar allen dáár. Neen er loopen van die soort nog ònverdoemden rond die 't op aarde den braven burger lastig maken. Zoo ik nu. Beste Vos, zou 't je heel moeielyk vallen dat Groninger blad optezoeken, waarin 't berichtje staat over 't roomgehalte van melk? Je moet weten dat ik 't gebruiken wou in zake... europeschen oorlog en Atjeh. Liever had ik gezien dat gy 't had aangevoerd tenblyke dat... zien 't werk van den ziener is. 'n Waarheid die door Kappelman gewoonlyk betwyfeld wordt, ja ontkend.
Alzoo, ik wou gaarne die courant hebben. Maar als't ding àl te diep verzonken ligt onder bergen achterstands - ik ken dat! - zeg't me dan maar. Dan zal ik er over schryven naar Groningen.
Hartelyk met de uwen gegroet van uw vriend
Dek