8 mei 1886
Brief van Multatuli aan H.C. de Wolff. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 en 3 (½) beschreven. (M.M.) De brief is op 9 mei voltooid.
Nieder-Ingelheim 8 Mei 1886
& 9 Mei
beste Wolff, ik heb me gister in den datum vergist [1.] Deze brief is niet bewaard gebleven. naar ik merk. Dat komt van het tuinleven. Oude menschen vergissen zich altyd naar den lagen kant, en jongeluî andersom. Hoe minder tyd we vóór ons hebben, hoe sneller hy voortgaat. Er is daarin iets dat aan de theorie van de zwaartekracht doet denken, aan 'n bol die 'n hellend vlak afloopt.
Toen ik gister afbrak, was m'n plan een en ander over Huet te zeggen. Uit den aanhef bleek U reeds dat dit ongunstig ten zynen aanzien zou geweest zyn. Maar na 't lezen van dat uit de N.R.C. overgenomen berichtje over dien speech van Mr. Obreen [2.] Obreen: mr. Herman L.A. Obreen (1846-1891), notaris te Leiden, vriend van Huet; sprak aan het graf over de koningsgezindheid van Busken Huet., heb ik er geen lust meer in. Ik voel dat hier iets zeer treurigs in't spel is, en heb medelyden. Die Obreen is 'n onhandig vriend. Erger nog is de zaak als Mevr. H. of haar zoon (de ‘geleerde’ Gideon [3.] Mevr. H. of haar zoon: Anne Busken Huet-van der Tholl, met wie Conrad Busken Huet in 1859 was getrouwd; hun zoon Gideon was in 1860 geboren.) hem hebben opgedragen die zaak aanteroeren. En dit is te veronderstellen daar ook 't eerste bericht, blykbaar van dienzelfden vriend zoo'n geforceerd-huiselyk karakter draagt. Die cigarette, die vaasjes op den schoorsteen, die pronkkamer, en de smakelooze grief dat nog zoo weinigen die hadden gezien, bah!
De Natuur is humoristisch. Dit kàn niet anders, omdat ze zonder oordeel, zonder schifting, alles door elkaar voortbrengt [10.] alles door elkaar: verwijzing naar Idee 158. (V.W. II, blz. 383 e.v.). Welnu, zeer dikwyls is er iets komieks in zeker soort van treurigheid. Dit is ook hier 't geval, maar ik heb geen lust er op te wyzen omdat medelyden den boventoon heeft. En wàt me in dit gebeurtenisje zoo byzonder treft, kan ik alweer niet zeggen omdat ik niet weet waar m'n brief belandt! De Spectator van vandaag behandelt Huet's dood zeer flauw. Toch spreekt hy van z'n ‘schitterende styl.’ Als gewrongenheid en onoprechte terughouding schitterende eigenschappen zyn, ben ik 't met den Sp. eens. Huët had geen styl - iets waartoe hart en overtuiging noodig is - hy had slechts 'n eigenaardige manier, iets wat men zich kan aanwennen. De hoofdinhoud van z'n schryven bestond in réticenses [4.] réticense: terughoudendheid, verzwijging (fr.), in onopgeloste tegenstelling van mogelyke opvattingen, die hyzelf echter niet voor z'n rekening scheen te nemen zoodat de lezer zelden wist wat ten-slotte zyn meening was. (a zou wel eens b kunnen zyn wanneer niet volgens anderen - wier bevoegdheid slechts kan betwyfeld worden uit een door sommigen verdedigd oogpunt van niet ongewettigde dissidentie - de hoedanigheid van c in lynrechte tegenstelling verkeerde met de thesis [5.] thesis: oorspr. stond er stelling. dat b in zekeren zin - oef!)-
Maar genoeg van Huet! Liever over 'n aangenamer onderwerp - neen, dit is onjuist. Ik wenschte namelyk iets te antwoorden op uw vraag omtrent de wenschelykheid dat Henriëtte in't belang harer fransche studien naar Parys ging, en al wat in verband staat met 'n examen kan ik niet sorteeren onder aangename onderwerpen. Ik kryg nogal veel stukken onder de oogen die 't onderwys betreffen, en zie herhaaldelyk dat ook anderen (daaronder vakmannen, 't volkje dat niet gewoon is de eersten te zyn onder degenen die zich ontevreden toonen [6.] zich ontevreden toonen: oorspr. stond er wat ontevreden zyn. met het bestaande!) nu, ook vakmannen, de schoolmeesters in hoogst eigen persoon beginnen te tornen aan 't nut der examens. Ze doen 't wel schoorvoetend en met de gebruikelyke halfheid, maar ze beginnen toch! Voorloopig stryden ze (d.i. sommigen nog maar) tegen te veel examineeren, tegen sommige examens, maar de rest zal wel volgen, denk ik. Daar de meeste verbetering slechts verplaatsing van kwaal is, ben ik benieuwd welke zielsziekte ons zal aangrypen als de examinomanie aan 't bedaren raakt. Hoe dit zy, we zyn nog zoo ver niet. De examens bestaan, ze heerschen en regeeren, en - leider Gottes! [7.] leider Gottes: helaas (du.) - onze Henriette zal geëxamineerd worden. Wie heeft de heeren geëxamineerd die oordeel zullen uitspreken over háár kunde? Wat my betreft ik zou me niet durven wagen aan een examen in welk vak ook. Maar tevens zeg ik dat ik kans zie elken examinator te laten druipen [8.] druipen: (hier) zakken. in z'n eigen vak. 't Is waar dat ik dan àndere eischen stellen zou dan de gebruikelyke. Thans verlangt men niet dat de examinandus bekwaam zy in zekere zaak, maar dat hy antwoorde naar 'tgeen op dit oogenblik over die zaak wordt geleeraard. Buiten de stipt-wiskundige vakken is 'n groot deel der z.g.n. wetenschap slechts conventie van den dag. Stel eens dat Henriette blyk gaf, niet hoog te loopen met Boileau, met Molière, met zooveel anderen die men aanpryst als modellen!
Maar niet over litteratuur, noch zelfs over de taal loopt de kwestie. De oorzaak van haar verblyf te Parys zou liggen in den wensch zich de uitspraak meester te maken, of liever de hebbelykheid van 't spreken. Ik neem de zaak ernstig op en durf geen raad geven in 'n enkel woord. Want er is voor en tegen.
Tegen, dat ze met 'n betrekkelyk kort verblyf niet geholpen is. En lange [9.] lange: oorspr. stond er langen. tyd zal niet schikken.
Morgen meer! Hartelyk gegroet. Ik ben erg benauwd.
Dek