8 januari 1886
Brief van Multatuli aan M.J. de Witt Hamer. Enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Nieder Ingelheim 8 Jan '86
Waarde De Witt Hamer!
Hartelyk dank voor't weder ontvangen blyk Uwer sympathie. Ik word oud - nu ja, wy allen doen niet anders. Maar ik voel en ondervind het. Dat is erger.
Heel bly zyn wy met uw plan dezen zomer ons te komen bezoeken. Gy en Uw vrouw zult hartelyk welkom wezen. Knoop svp in uw oor dat de weg van 't station naar ons huis 3/4 uur stygt, en dat het dus noodig is voor 'n rytuig te zorgen, daar men anders zoo essouflé [1.] essouflé: buiten adem (fr.) aankomt. Voor 'ndame is 't waarlyk niet te doen. Daarom verzoek ik U my by tyds dag en uur van Uw komst meetedeelen. Dáárom alleen, en niet omdat er overigens de minste voorbereiding noodig is. Wat onze huiselyke inrichting aangaat zoudt ge ten-allen-tyde ook zónder kennisgave zeer welkom zyn. We hebben ruimte genoeg. Doch ook voor bagage is de wagen makkelyker. (Gelief hieruit optemaken dat ik U liefst met koffers zie komen, d.i. niet voor één of 2 dagen.)-
Gaarne schreef ik U meer en veel. Maar, och, j'ai le bras cassé [3.] j'ai le bras cassé: ik heb geen fut meer (fr.) voor 't brievenschryven. Wie kan berekenen waar z'n brieven belanden? Huet veroorlooft zich, schryvery van my te publicee-ren die - basta daarover. 't Is wel verdrietig dat by zoo'n wyze van doen alle vertrouwelykheid in korrespondentie onmogelyk wordt.
Wees intusschen met Uwe vrouw heel vriendelyk van ons gegroet, ik hoop tot ziens
Uw liefh. vriend
DouwesDekker