11 oktober 1885
Brief van Multatuli aan C. Vosmaer. Drie dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Nieder-Ingelheim, 11 Oktober 1885
beste Vos. Och wat spyt het me dat Gy en Uw vrouw zooveel gemaal hebben over dat citroenplantje. En ik weet wat het inheeft [1.] inheeft: oorspr. stond er is., te doen te hebben met postwyzighedens en ambtelyk geseur! Ik ben er altyd onwel van als ik iets te verzenden heb. En dat inpakken volgens pedante voorschriften! (die N.B. zeer dikwyls niet eens doeltreffend zyn, e.g. [2.] e.g.: exempli gratia; bijvoorbeeld (lat.) 't malle verzegelen zonder zekerheid dat het pakket kan geopend worden zonder die zegels te breken, evenmin dat de c.q. [3.] c.q.: casu quo; eventueel (lat.) gebroken zegels niet door heel andere worden vervangen!) Ja, ik ben er altyd wee van. En zulke moeite hebt Gy en Uw vrouw U nu om mynentwil op den hals gehaald. Het spyt me heel erg. 't pakketje is nog niet aangekomen. Misschien kryg ik voor 't verzenden van deze brief bericht dat het te Mainz is. Want dáár moet het geopend en nagekeken worden. Zal er dan nooit 'n beweging komen tegen die ellendige, onpraktische, tydroovende, indelikate, finantieel-nadeelige Inke Rechten? [4.] Inke Rechten: inkomende rechten, invoerrechten (= belasting). Ook moreel werken ze infaam. Béranger [5.] Béranger: Pierre-Jean de Béranger (1780-1857), populair schrijver van Franse liedteksten. zei:
Près de la borne ou chaque état commence
Aucun épi n'est pur de sang humain
[*]
Vertaling:
Dichtbij de grenspaal waar elke staat begint is nooit een sprietje vrij van mensenbloed.
Mooi uitgedrukt, en (in proza overgezet) precies waar! Doch erger nog is 't bederf der bevolking cis & citra [6.] cis et citra: aan deze en gene zijde van (lat.) alle grenzen. Elk land is omboord met 'n zelfkant van schavuiten. Waar Rechten van dien aard worden geheven wordt gesmokkeld. Waar gesmokkeld wordt, wordt gestolen en... gemoord. Dat alles is 'n broeischool van ongerechtigheid. 't Personeel zelf dat aangesteld wordt om 't smokkelen te beletten moet uit den aard der zaak uit schelmen bestaan, uit ‘geestverwanten’ van de gecontroleerden. - 't Afschaffen van zùlke dingen zou de ware politiek zyn. In plaats dáárvan verknipt Mr Heemskerk 'n kiesdistrikkie [7.] Toespeling op de herziening van de kieswet onder het ministerie Heemskerk (1883-1888), genoemd naar Jan Heemskerk Azn (1818-1897), Nederlands staatsman en twee maal minister-president.. C'est à se pâmer d'aise [8.] C'est à se pâmer d'aise: het is om te bezwijmen van vreugde (fr.) daarover meetepraten, voor onze Volksvertegenwoordigers. En over de vraag of smeerkaarsen by 't gewicht of naar de waarde zullen belast worden? En over 't suikergehalte van ulevelletjes. (Hm, de chocolaad die tegenwoordig in den handel is wordt nog altyd behandeld alsof ze van cacao was gemaakt - quod nego: [9.] quod nego: wat ik ontken (lat.) - men schynt niet meer te weten wat chocolaad eigenlyk is. dat de mengsels van Van Houten, Blooker en zeer velen naar cacao rieken, stem ik toe. Maar dat is àlles gezegd.-
Ik moet en wil U nog schryven over 't Museum. Zeker vergist ge U over de soort van mn redeneeringen. In 'n voorigen brief zeidet ge: ‘bouwkundigen’ hebben my hun instemming met m'n stukken betuigd. Hm, dit zou 'n leek, 'n niet-bouwkundige bang maken. En toch ben ik niet bang er over mee te spreeken. Ten eerste is 't ongeoorloofd leek te zyn in gezond verstand, en dááraan is de bouwkunde onderworpen. Maar aan de doornige kwestie van bevoegdheid hoef ik me niet te wagen. Ik breng nl. de zaak op heel ander gebied, op de vraag: waarom we zyn overgeleverd aan de katholieke apenkooi van Mons. Cuypers & consorten?
Overgeleverd aan de professorale wysheid van Alb. Thym die 'n toon aanneemt alsof hy uw met zorg, studie, blyken van kennis, en in zoo schoonen styl geschreven stukken mir nichts dir nichts [10.] mir nichts dir nichts: zomaar, zonder komplimenten (du.); in Duitse schrijfletters. te niet doet. Zie, 't onderzoek naar de oorzaken van zùlke toestanden heeft met bouwkundige kennis niets te maken. Caracalla (of Caligula?) benoemde z'n paard tot consul [11.] Volgens Suetonius wilde keizer Caligula (in funktie van 37 tot 41 n. Chr.) zijn paard de waardigheid van consul geven.. Was er akademische bevoegdheid noodig om dat aftekeuren? Of moest men daartoe zyn opgeleid in 'n stoetery?-
De toestand is verrot! Ziet ge dat niet? Ziet men dat niet? 't Schynt wel. De staatkundige (!) hansworsten die van deze blindheid profiteeren lachen in hun vuistje. Sedert weken loop ik met de ge-dachte 'n ‘Brief aan den Koning’ te publiceeren. Of de vent lezen kan weet ik niet.
(Wat heeft hy zich onlangs te F. fort weer bezopen aangesteld!) [12.] Van 17 t/m 21 juli 1885 bezocht koning Willem III, samen met Emma en Wilhelmina, Frankfurt. Over dit bezoek zijn geen verdere details bekend. (Mededeling van de Dienst van het Koninklijk Huis.) ...maar 't Volk zal lezen wat ik hèm te zeggen heb.
'T Volk! Alsof dàt beter lezen kon dan de onzinnige woesteling die zich laat betalen - in (niet te veel) geld, maar te veel distinctie, om aan 't hoofd te staan van de natie. De malle fictie van Koninklyke Onverantwoordelykheid accepteer ik niet. En zy die wèl schermen met dien engelschen onzin behoorden, om konsekwent te zyn, dan toch de verantwoordelykheid der ministers te handhaven. Ook dit doet men niet. Afgetreden, tegenwoordige en toekomende ministers vormen met ‘geachte leden’ één clique, als diefje met diefjesmaat. 'n aardig voorbeeld was onlangs de benoeming van De Brauw [13.] De Brauw: Jhr. Willem M. de Brauw (1838-1898), Nederlands bewindsman, minister van koloniën van 1881 tot 1883. Hij moest aftreden omdat hij de wederrechtelijke verlenging van de tinkoncessie door de Gouverneur-Generaal had goedgekeurd. In 1889 werd hij Kommissaris des Konings in Zeeland. (Zie V.W. XXII, blz. 453). tot Komms d. K. in (Zeeland, meen ik) om hem schadeloos te stellen voor 't droevig mislukken van den voorgenomen tin diefstal. Dien poging tot diefstal had ik voorzien. Ik schreef er vóór 's Jacobs vertrek over aan Roorda. De benoeming van dien 's Jacob tot G.G. was ad hoc. En ze mislukte! Wonder genoeg, meent men? Ja en neen. De ongewone eerlykheid der Kamer was fabriekswerk van van Rees [14.] Van Rees: Otto van Rees (1823-1892), was achtereenvolgens resident van Kedoe (1856), van Bagelen (1857) en Soerabaya (1860). Was in 1879 minister van Koloniën en van 1884 tot 1888 Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. die 's Jacobs plaats wou innemen. (Tot m'n verwondering zag ik onlangs uit 'n paar stukken in de Samarangsche Locomotief dat ik met deze meening eens niet alleen sta. De schryver van die stukken geeft blyk Van Rees te kennen. Ook ik ken hem!
Aan den Koning schryven om te worden gelezen door 't Volk? Eilieve dat Volk wil bedrogen zyn. Ik ben moedeloos.
Weet ge hoe 't te Atjeh toegaat? Onze soldaten worden daar vermoord. ‘Vermoord’ zeg ik, heel iets anders dan te ‘sneuvelen op 't slagveld’ met zoogenn krygsmans eer. De briefschryvers uit die streek klagen over de ‘doodsverachting’ der vyanden, ja: klagen! En de soldaat vreest hun klewang. Dit wordt letterlyk gezegd, ik geef 't niet als feilbaar resultaat van opmerkingen. En... die vrees is dezer dagen officieel erkend. Om de ‘doodsverachting’ van den vyand te verzwakken zullen voortaan de hoofden dergenen die men in handen krygt worden afgehakt en op palen worden ten toon gesteld. Men hoopt hierdoor te bewerken dat ze wat minder dapper zullen zyn daar hun ‘doodsverachting’ (de minder aanzienlyk klinkende vertaling van: ‘heldenmoed’) gegrond is op 't geloof dat 'n lichaam zonder kop, of 'n kop zonder lichaam niet in 't paradys komt, waar op anders ieder die tegen kafirs [15.] kafir: ongelovige (mal.) vechtende sterft, aanspraak heeft. Zie daar nu in die kopafhakkende taktiek den Gipfel [16.] Gipfel: toppunt (du.); in Duitse schrijfletters. der akademisje krygskunst! Die domme Atjehers niet waar? Ze hebben niet eens 'n mil. akademie & nooit lazen ze iets van Clausewitz [17.] Clausewitz: Karl von Clausewitz (1780-1831), Pruisisch generaal en befaamd strateeg, auteur van Hinterlassene Werke über Krieg und Kriegführung (1832-1837, in tien delen). of generaal Knoop [18.] Deze zin is naderhand toegevoegd. Willem Jan Knoop (1811-1894), Nederlands luitenant-generaal en auteur van leerboeken over strategie, o.m. Krijgskundige beschouwingen (1855)..
En hoe staat het met de ‘doodsverachtende’ geloovery van luî die stryden onder de banier van Neerlands God?-
't Blad dat die splinternieuwe hoogstbeschaafde taktiek als 'n nieuwtje meedeelt, voegt er by: ‘Dat had men eer moeten doen!’ - Waar is de verantwoordelykheid van den gauwdief die Nederland tot zoo'n barbaarsch uiterste dreef? En van de dozynen medehelpers, d.i. van al wat sedert 25 jaar in de Kamers zitting had en niet protesteerde?-
Schryven aan den Koning? Maar men kan niet lezen! Is er iets aftedingen op m'n betoog in 't Naschrift op ‘Nog eens Vr. Arb.’ dat de Ministers by 't opgeven der oorzaken van den Atjehschen oorlog de Natie bedrogen? Ook van U kryg ik op zulke vragen geen antwoord. Meen toch niet dat ge onbevoegt [27.] Kennelijke verschrijving. zyt omdat het 'n kwestie geldt waarmee ge niet gewoon zyt U te bemoeien. 't Is 'n kwestie van logica. Lees die passage eens, s.v.p.-
O, die Kassandra [19.] Kassandra: Trojaanse prinses, die de gave van voorspellen had, maar wier profetieën door een vloek nooit werden geloofd.-rol! Weet men dan niet dat er byna overal millioenen worden gestolen van zoogend weldadige inrichtingen? Dat het Grootboek der N. Schuld 'n roofhol is? Dat de Nederl. Bank, onder wettelyke sanctie [20.] onder wettelyke sanctie: oorspr. stond er wettelyk gesanctioneerd. onwettig beschikt over de rente van vele millioenen ten bate van de aandeelhouders en ten-laste van de Natie? Weet men niet dat er onder zóóveel overledenen (ik bereken dat het cyfer tusschen 20 en 30 dobbert) [21.] tusschen 20 en 30: (bedoeld) 3 à 5% van de Nederlandse bevolking. één vergiftigd is? Weet men niet dat er voortdurend kinderen worden ter dood gebracht (of dat men ze sterven laat) om 'n sommetje te trekken uit begrafenisfondsen?
(Ja, dìt weet men. Ik zie dat ook anderen dit opmerkten, maar daarby blyft het!)
Weet men niet dat onze akedemien prulprodukten afleveren in àlle fakulteiten? (Als ik begin aan't staaltjes leveren, komt er geen eind aan.) Weet men niet dat de Landbouw bedorven wordt door Mejufvr. de wetenschap met hED kunstmest? Het ontwikkelend onderwys door 'n heel leger schoolmeesters? (Lees je wel eens 'n ‘Schoolblad’?, ‘Bête comme un maître d'école’ [22.] bête comme un maître d'école: stom als een schoolmeester (fr.) moet men met 'n kleinen variant Musset [23.] Musset: Alfred de Musset (1809-1880), Frans romantisch dichter. Het citaat stamt uit zijn Namouna II, 9. nazeggen. Hy zegt: ‘ignorant’ [24.] ignorant: onwetend (fr.) Nu ‘bête’ is juister.)
Weet men niet dat onze ‘Krygskundigen’ elkaar voorby streven in 't uitvinden van manieren om 't land overtegeven aan den vyand? Weet men niet dat onze Marine geen dienst kan doen? Dat onze rechtspleging - Enfin, misschien zeg je dien Utrechtschen president na: ‘Wy zyn ook student geweest,’ d.i. wy vinden 't vermoorden van 'n vrouw zoo erg niet. Wèl erg - ongepast zelfs - vinden wy 't dat de man der vermoorde, de heeren daders aanduidt met het woord: ‘die kerels!’ Dat is afschuwelyk!-
Neen, neen, in 'n land waar dat alles zwygend wordt aangezien is voor my geen plaats. 't Sprookje van Kassandra is niet uit. Ze werd slechts niet geloofd. 't Ware eind van de zaak was - ik weet het uit familiepapieren - dat ze zich de tong afbeet en dat nutteloos ding inslikte.-
Ik heb heusch al 't voorgaande niet geschreven met het doel om neertekomen op wat nu volgt. Wezenlyk niet. Maar m'n gemoed is nu eenmaal vol bitterheid over den treurigen toestand van de algemeene zaak. Ik heb de eer daarin meer op Jezus dan op Ot van Rees te gelyken. Jezus weende over Jeruzalem. Die ander zou gehuild hebben als 't hem niet gelukt was zich optewerken tot h. priester - om 't even of de stad by 't ware geloof bleef dan of ze in handen van de Romeinen viel. Ja, ik ben bitter en bitter bedroefd. Nu dan, ik schreef een en ander dáárom! 't Binnenhouden is me moeielyk, onmogelyk. Dáárom, en waarlyk niet om neertekomen op 't heel beiläufig verzoekje over die melk theorie. Ge zegt te zullen beproeven ‘er 'n mouw aantepassen.’ Wel, er valt niet te passen. Mouw en kleed zyn voor elkaar geknipt, vind ik. ‘Doe 't dan zelf’ zeg je! Ik schreef u reeds dat al wat daarover te zeggen valt uit myn mond 'n verkeerden indruk maakt. Een apotheose van 't zienerschap tegenover... allerlei jeweetwellers, och, dat gaat niet. Gy zyt daarin even goed betrokken als ik en voelt u niet belemmerd door zooveel bitterheid. Gelukkige die niet hoeft te schelden!
En Huet wil myn leven beschryven? De man weet er niets van, althans op verre na 't voornaamste niet. Maar... ça ne doute de rien! [26.] ça ne doute de rien: ze slikken alles (fr.) Wat phrase, wat ‘manier’, wat slingerslag van zinsneden, wat gewrongen antithesen, wat maar's, indien's, echter's, even-wels, alles doorspekt met 'n beetje verminkte feiten, en...: Publiek slikt het. Zonder H te noemen (ik wist niet of ik uw mededeeling gebruiken mocht) schreef ik aan Holkema die m'n autograaf en portret vroeg [25.] Vanaf dit punt is de tekst dwars door de laatste, twaalfde pagina heen geschreven., dat niemand de noodige gegevens had om myn leven te beschryven. En aan zulk maakwerk meedoen door levering van m'n autograaf, doe ik niet. Hy zegt dat gy hem myn portret hebt gegeven. Dat hoefde niet. 't Is helaas in den handel.
Hartelyk gegroet, tt Dek
Neemt gy er genoegen mee dat ten Brink U gebruikt voor z'n kopieleverantie?
Als ge kans ziet dezen br. te verliezen in de buurt van iemand die er mee naar 'n drukkery loopt... my wèl!