17 juni 1884
Brief van Multatuli aan W.A. Paap. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Nieder Ingelheim 17 Juni '84
beste Paap! Uw brief is van den 10n, en eerst zoo-even (dinsdagochtend) heb ik hem gelezen. In zekeren zin heb ik weinig te antwoorden. In ànderen zin: heel veel. Het weinige zou zyn: precies! Juist! &c. niet veel anders dan toestemming en bevestigende weêrklank, m.a.w. ik vind uw brief zeer schoon wat, zooals ge weet, neerkomt op ingenomenheid met m'n eigen denkbeelden. (Alle weldenkenden = ieder die zoo denkt als ik.) Maar hoe ànders? Zou ik de inzichten moeten roemen van iemand die a noemt wat ik voor b aanzie? Nu dan, tenzy ik mezelf voor gek verklaar, moet ik uw brief schoon vinden. Ik vind het 'n belangryk stuk, ziedaar!-
Uitvoerig antwoordende (geen part. praes. maar = indien ik 'r me toe zette uitvoeriger t.a.) zou ik erg aan 't verhandelen raken. 't Kon wel 'n heelen bundel Ideën leveren. Maar ook dáárvan zou volkomen instemming de hoofd inhoud zyn, weinig anders dan wat parafraze, of hier en daar wat voorbeelden ter toelichting of bevestiging. Ik sta verbaasd over de juistheid waarmee ge m.i. (wat ànders, alweer?) den spyker op den kop slaat. Aan die aandoening ben ik waarachtig niet gewoon. By 99/100 van wat ik onder de oogen kryg, roep ik verdrietig: ‘is 't nu waar of niet dat we in 'n gekkenhuis zyn?’ Deze indruk neemt hoe langer hoe meer 'n vorm van meening aan in allerstiptsten zin. Wie zoo-iets den eersten keer vraagt, uit [1.] uit: oorspr. stond er spreekt. z'n bevreemding, z'n verontwaardiging, z'n woede: ‘by wyze van spreken.’ Welnu, nog niet geheel, maar byna stel ik de kwestie van niet-toerekenbaarheid. Zoodra de korte afstand die me nog scheidt van 't aannemen dezer circonstance atténuante [2.] circonstance atténuante: verzachtende omstandigheid (fr.), tot nul zal zyn teruggebracht... nu ja, dan moeten woede, verontwaardiging en verwondering vervallen. En wat zou dan dááruit weer volgen? Wel, berusting, en zelfs... godverdomme, méédoen! Is er grooter gek denkbaar, dan iemand die z'n wysheid tracht aan de markt te brengen in 'n gekkenhuis? De vrees mezelf zoo'n testimonium insanitatis [3.] testimonium insanitatis: getuigschrift van krankzinnigheid (lat.) uittereiken, maakt me stom. Macht, gezag, geweld is 't eenig middel waarvan goed gevolg te wachten is, geloof my!-
In 't Zondagsblad van 't Nieuws staat een stuk dat U... verplettert. Je bent dood, dood, dood! Ik kan me voorstellen dat de vervaardiger (dit woord bevalt me) van dat pronkstuk zich 'n heelen Piet waant. Hy begraaft U onder Göthe. Die faiseur [4.] faiseur: praatjesmaker (fr.) moet erbij, dat spreekt. Nu, hij en z'n Göthe zyn náár! In 't bekende gekkenhuis zal men opgetogen wezen, en zich verbeelden dat men 't ding begrypt. Ik niet! Wel vat ik de bedoeling, o ja - executie van den jeugdigen Paap tot er de dood op volgt - maar de uitvoering is, nog-eens: naaaar. En dit in alle opzichten, ook als schryvery namelyk, als stuk. Gut, zoo min! Het best zal zyn, het te ignoreeren vooral omdat de leverancier van dat ding U niet noemt. ('n slimmigheid, weet je?) Mocht ge iets willen antwoorden, dan dunkt me, iets als:
‘Mnheer met je Göthe!
Ik ben dood.
uw P.’
(Het is juist de behoefte aan klets-teksten waaraan die Göthe 'n groot deel van z'n opgang te danken heeft. Wie niet weet wat-i vertellen zal, seurt over Faust, zooals nu weer in dat stuk tegen U 't voorbeeld leert.)-
Ik ben zeer bedroefd over de Nisero-kwestie [5.] Nisero: de naam van een Engels schip dat by Khartoem in moeilijkheden verkeerde. De Nederlandse regering aarzelde of zij er al dan niet steun aan zou verlenen., en ook die zaak draagt het hare by tot wat ik nu gemakshalve: moedeloosheid noem. ('t Is eigenlyk besef van 't vruchtelooze myner pogingen.) Ge weet hoe ik 't Volk tegen den oorlog met Atjeh gewaarschuwd heb. (Zie daarover 't Naschrift Nog eens Vrye Arbeid, uitgaaf '82) Niemand nam er notitie van. Toen ik den brief aan den Koning publiceerde wisten slechts weinigen in Holland dat er 'n Atjeh bestond. Nog herinner ik my byv. Funke's verwondering toen ik hem de kopie voor dien brief zond. Hy (en ik meen De Veer met wien hy er over sprak) kenden dat land niet. 't Scheelde weinig of hy vroeg me of ik gek was. Nu weet Nederland iets van Atjeh!
In de Noten op den Havelaar (zie uitg '81, doch wat ik nu bedoel schreef ik reeds in '75!) kom ik eenige malen op de zaak terug. Altyd zonder 't minste gevolg. Moet ik nu daarop wyzen? Ook dàt zou weer doodgezwegen worden. En nu komt hier iets by dat zeer verdrietig voor my is. Zie eens in de Noten
(uitgaaf 75 blz 366
of uitgaaf '81 blz 375) [8.] Vgl. V.W. I, blz. 340-342.
die passage waar ik alstware 'n raadseltje opgeef en de woorden slechts door de eerste letters aanduid. Die passage bevat de voor-spelling van wat nu geschiedt, namelyk: verwikkelingen met Engeland over 't sluiten van de peperhavens. Welnu, 't briefje waarop ik de daar aangeduide woorden voluit schreef, kan ik niet terugvinden, zoodat het beroep op die voorspelling nu 'n mal effect maakt. Nog altyd zoek ik naar die ontcyfering. De zin is... nu ja, precies wat nu gebeurt!-
Ge zult ten allen tyde welkom zyn. Dat's dus makkelyk. Wel is 't steeds de vraag of ge dagen of weken kiest die zich 't best eigenen tot ernstige ongestoorde gesprekken. Dit kan mee- en tegenvallen. Van weldra af tot misschien sept toe wachten wy veel bezoek, en iedere gast of iedere familie brengt eigenaardige eischen mee wat de manier van omgang aangaat. 't Kon zyn dat ik gedurende uw verblyf hoepelde of vliegers opliet, of me moest wyden (wyden!) aan banaal kletsen, of aan... aardig en geestig zyn (zéér dikwyls 'n pis-aller [6.] pis-aller: noodzakelijk kwaad (fr.), en by my in rang niet hooger aangeschreven dan de vliegerpret!) of aan tourtjes en uitgangen. In-een woord, 't is de vraag hoe je 't treft. En ik zie geen kans uittemaken wanneer onze fondsen in dat opzicht het best staan. Kom dus als 't je schikt, en neem voor lief wat je vindt.
Er bestaat mogelykheid dat we dit jaar met pak & zak naar Holland verhuizen. Maar zoover zyn we nog niet. Toch zal 't noodig wezen [7.] wezen: oorspr. stond er zyn. dat je 'n acht dagen voor je komst even vraagt of wy al aan 't inpakken zyn? Als niet die kwestie in 't spel was, behoefde je niet te waarschuwen, daar we ruimte genoeg hebben, en t al zéér gek zou moeten loopen als er geen slaapplaats was, desnoods op 'n sofa of kermisbed.
Ja, Huet is 'n karakterlooze kerel, 'n echte knechtsziel. 't Ergert me zoo dat men dit niet ziet in z'n manier van schryven. (ten onrechte: styl genoemd. ‘Manier’ is 't woord, en wel 'n valsche manier!)-
Het groningsche of vriesche: ‘by toe’ klonk me volstrekt niet vreemd, zelfs als 'n substantief. Maar als ik nu aan 't by-toeën ga naar aanleiding van je brief-
Nu denk je dat ik dat ‘by-toe’ er by haal om de ui [9.] ui: grap. dat ik er 'n w. woord van maak. Neen, ik dacht er niet aan. Maar 't eens gedaan hebbende, hier 'n 2e ui (?) ‘by-toe’ doet me denken aan 't maleische betoewa dat heilig of liever onkwetsbaar beteekent. Michiels (generaal V. Damme) ging voor betoewa door tot-i... geraakt werd. (men - en hy zelf - zeide: door 'n hollandschen kogel.) Betoewa - heerejezis, tòch by-toe-en! Dat wil ik niet, dus hartelyk gegroet. Kom zoodra je kunt en blyf zoo lang je lust hebt.
Adio
Uw liefh.
Dek
't Kan waarlyk zn nut hebben als ik U spreek over de beste wys uw gaven aantewenden. Art 1 is: geen geest! Dan volgen er eenige artt. waarin ik u geest afraad, en 't slot zal zyn 'n vermaning om u van geest te onthouden
als misschien m'n zinnen niet doorloopen, maak ze maar in orde. Je weet: schryven en naaldemaken! Maar hoe de ‘schryver’ De Groot aan die waarheid kwam, is my 'n raadsel.
Misschien had hy 't van 'n naaldenmaker gehoord.