11 januari 1884
Brief van Multatuli aan C. Vosmaer. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (Vosmaer-archief, A.R.A. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.) De brief is op 12 januari voltooid.
Nieder Ingelheim, 11 Januari '84
beste Vos! t Is schande dat ik U in zoo lang niet geschreven heb, en 'n 2e schande dat ik 't nu doe om 'n bepaalde reden die bovendien (3e schande!) byzonder veel van eigenbelang heeft. M'n niet-schryven is de gewone luiheid die tegen 't beginnen opziet, juist omdat ik weet hoe ik, eerst aangevangen hebbende, niet kan uitscheiden. Meestal is m'n gemoed vol. 't Blyft me immer 'n hartewensch U eens lang hier te hebben. Ja, zoo is het! En ik zou durven verzekeren dat gyzelf U later niet zoudt beklagen over den daaraan besteedde [1.] besteedde: kennelijke verschrijving. tyd. Eens vooral, asjeblieft, als 't U en de Uwen eens schikte te komen overvliegen, graag! Wy hebben zulke aangename herinneringen van Uw laatste bezoek! En wilt ge Alex [2.] Alex: Alexander Vosmaer (1866-1944), jongste zoon van Vosmaer. eens alleen hierheen zenden, dan zullen wy ons beyveren hem 't verblyf aangenaam te maken. Maar liever had ik U allemaal.-
Nooit heb ik prettiger Kerstmis beleefd. Verbeelje, we hadden bezoek van twee dames en vier kinderen [3.] twee dames en vier kinderen: Lina de Haas met drie kinderen, en Mimi's zuster Bé met kleine neef Dirk. - somma vyf [4.] vijf: (bedoeld) zes. personen - dat maakte met ons viertjes [5.] ons viertjes: (?) waarschijnlijk bedoeld: drietjes., negen man. ‘Ja, maar... vyf kleintjes’ zegt 'n afbreker van 't grandioze. Hy heeft ongelyk. In zake drukte en bereddering geldt één kleine voor twee grooten. Zoodat wy 'n drukte hebben gehad van watbenjeme, en wel van 23 Dec tot 6, 7 Januari toe. Al dien tyd heb ik me met dat jonge goedje vermaakt, en ze zeiden dat ik de vroolykste van den heelen troep was. Dat heele bezoek is alleraardigst afgeloopen en ik oogstte lof in over m'n bestuur. Ze zyn - halt, ‘wy’ zyn levendig geweest tot het woeste toe, en terstond weer ‘in orde’ als de huiselyke tucht dit eischte. We zyn verbaasd geweest over 't be-hoorlyke gedrag van Wouter die nooit met kinderen van die soort was samengeweest - die uit het dorp tellen niet mee, daar ze traag en slaperig zyn. Ook zien ze Wou te veel naar de oogen, 'tgeen ons deed vreezen dat hy op dìt punt bedorven was. - Welnu, hy is allerliefst geweest. Er is gestoeid, geworsteld en gevochten, en hy liep menigen knauw op doch geen enkel maal heeft hy zich beklaagd. In 't boschje tegenover ons huis, by 't Napoleons-denkmal, hadden ze een rooversgrot gegraven waar ze Rinaldo [6.] Rinaldo: hoofdpersoon van Rinaldo Rinaldini der Räuberhauptmann door Christian A. Vulpius, tevens de schrijver van Glorioso, zie Idee 362. speelden. Achter in den tuin maakten ze - al pompende uit den regenbak - beken, rivieren, meeren. En ze plasten in den modder! En ze maakten 't huis vuil! O, de pret was onbeschryfelyk! En ieder had 'n trom en 'n trompet! De geest van Eginhard [7.] Eginhard: Eginhard of Einhard (±770-840), schrijver en biograaf van Karel de Grote. - die hier vermoedelyk rondwaart - moet er schik in gehad hebben en ook Jezus zal erkennen dat z'n verjaardag nooit zoo vroolyk gevierd werd. Sedert 'n dag of vier zyn we tot rust terug gekeerd. Nu, ook dàt heeft z'n aangename zyde.-
De aanleiding tot dit schryven komt ditmaal niet uit Bethlehem maar uit Doornik. Voor 'n paar dagen ontving ik vandaar een boekje getiteld ‘Meer licht’ [8.] Meer licht: zie bij vorige brief..
12 Januari
‘Meer licht’ door Remo. Ik weet niet of hy wil dat ik z'n waren naam noem, 'tgeen ik zou kunnen doen daar hy me een (zeer hartelyken) brief zendt, waaruit ik dien te weten kwam.
In z'n boekje nu word ik herhaaldelyk genoemd en in de hoogte gestoken. Over 't algemeen is me dit niet aangenaam. Dit is de zuivere waarheid. Maar zekere stemming van wrevel over het tegenovergestelde dringt me nu tot het verzoek, Remo's boekjen, indien ge dit met uw geweten kunt overeenbrengen, zoo gunstig mogelyk in den Spectator te bespreken. Ikzelf heb er aanmerkingen op, o.a. dat zeer veel passages er uit, in de genre-multatuli geschreven zyn. Die onöorspronkelykheid stuit me, en ik zal dit den schryver meedeelen. My dunkt, wie geen eigen genre heeft, moest z'n mond houden! Doch dit geldt nu wat Remo's werk aangaat hoofdzakelyk van den vorm, van de wyze van voorstelling. Z'n denkbeelden zelf - och, ik weet het niet! Ook daarby is een en ander dat - aan my ontleend N.B.! - niet juist in my 'n onvoorwaardelyk toejuicher vinden zou. Maar noch over den vorm noch over den inhoud - in zekeren zin - wou ik U schryven. Het boekje trof my als bruikbaar protest tegen de manier waarop men - nu vooral in de laatste maanden - my in Holland behandelt. Na den dood van V. Vloten hebben schryvers van allerlei allooi zich beyverd dien man te bewierooken op 'n manier die duidelyk te kennen gaf dat het hun te doen was my te grieven. Hy wordt geprezen als schryver, en herhaaldelyk las ik om dien lof te staven, verwyzing naar de brochure ‘Onkruid onder de tarwe.’ Ikzelf heb die brochure slechts gedeeltelyk gelezen. Ik ken haar uit 'n paar brokstukken die in den ‘Banier’ waren gedrukt, en wilde er niet meer van weten vooral omdat redenen van pieteit my 't antwoorden beletten dat anders zéér makkelyk zou geweest zyn! Onze beste Loffelt heeft hem flink geantwoord. (De nekrologen van V.Vl. wachten zich wel, dáárvan melding te maken!) en toch is Loffelt's brochure onvolledig. Met den besten wil kon dit niet anders, daar de eigenlyke hoofdzaak hem onbekend is. Ook V.Vl. zelf wist daar weinig of niets van. Hy arrangeerde het hier en daar opgevangene tot 'n welgeconditioneerden laster (Hy scheldt M. [9.] M.: Mimi. uit met 'n gemeen woord [10.] gemeen woord: V. Vloten duidt haar aan als Multatuli's ‘bedgenoot’ (blz. 33) en ‘bijzit’ (blz. 90)., zy die, juist ook in de armzalige zaakjes die zoo'n zwaar gewicht hebben by pseudo-moralisten, 't reinste schepsel van de wereld is en altyd geweest is. En dan haar te hooren honen door den bezorger van Riemsnyder's [11.] Riemsnyder: Hendrik Riemsnijder (1745-1825), samen met Bilderdijk auteur van Galante Dichtluimen, zie noot 12. en Bilderdyk's ‘Galante Dichtluimen’! [12.] Galante Dichtluimen: een in 1780 anoniem uitgegeven bundel skabreuze liefdespoëzie. Ken je dat vuile, kwajongensachtige, laffe vod? Zoo neen, ik wil ze U onder couvert zenden. Aan 'n boekverkooper bestellen gaat niet voor 'n fatsoenlyk man! 't Zou te-pas komen den publicisten die V.Vl. ‘Onkruid onder de tarwe’ zoo mooi vinden, te vragen of ze zich niet vergissen en of niet het uitgeven van die laffe smeerigheid V. Vloten's meest uitstekende litterarische bezigheid is geweest! Ook z'n ‘Vondel-almanak’ [13.] Vondel-almanak: Vondel-almanak. Nederlandsche volkskalender voor 1876. Haarlem 1875. en z'n ‘baker-rymen [14.] baker-rymen: Nederlandsche baker- en kinderrijmen. Verzameld en meegedeeld door J. van Vloten, Leiden 1871.’ kunnen meedoen wat litterarische bravoure betreft. O, die mannen van: ‘edidit, curavit, emendavit’ [15.] edidit, curavit, emendavit: ‘heeft’ uitgegeven, verzorgd en verbeterd (lat.)! Als er in 'n wiegeliedje voorkomt: ‘Jantje doet z'n oogjes toe’ deelt de geleerde Curator den volke in 'n noot mee: ‘Als 't kind 'n meisje is, moet den naam Jantje in Mietje, Jansje etc. veranderd worden.’ Ik heb nu geen lust het opte zoeken. Maar heb je lust dat haut fait [16.] haut fait: heldendaad (fr.) letterlyk met aanhaling van blz te citeeren, dan zal ik U daartoe in staat stellen. Ook vooral om niet te doen wat V.Vl. zich veroorloofde: valsch te citeeren. (Zie Loffelt's brochure)
V.Vl. was 'n slecht mensch. Buiten my om, drong hy zich by m'n vrouw in onder voorgeven dat hy myn byzondere vriend was. (ik kende hem maar zeer oppervlakkig, en hy my nog minder.) Maar ik wil nu den loop die deze zaak nam, niet behandelen. (Wel eens als ge hier zyt). 't Is me nu maar te doen om iets als tegenwicht tegen dat verheffen van V.Vl. ten mynen koste. De man heeft veel schryvery geleverd. Dat het meeste daarvan compilatie was of vertaling ('t geen hy ‘omwerken’ noemde, zie z'n boek over Aesthetika [17.] Aesthetika: J. van Vloten Aesthetica of schoonheidskunde Schoonhoven 1863.) of ook slechts 't uitgeven van - nu ja, de bekende diepzinnige annotationes! [18.] annotationes: aantekeningen (lat.)) doet nu niet ter zake. Men pryst hem als schryver. Ik zeg: 't is onmogelyk dat zy die onder z'n opera omnia [19.] opera omnia: volledige werken (lat.) vooral die brochure tegen my verheffen, dit ter goeder trouw doen. Al had de man volkomen gelyk in z'n aanvallen, dan nog kan niemand die brochure voor 'n litterarisch meesterstuk aanzien. Het pryzen dáárvan is dus wel zeker 'n demonstratie tegen my. Niet als litte produkt alzoo (hoewel ik ook die voorgewende meening ontmoet heb) maar als 't werk van 'n ‘man van karakter’ (Bientjes [20.] Bientjes: Jan A. Bientjes (1848-1931), wiskundige en journalist.) als: ‘een bewys van een schrander en gezond oordeel als maar zeer zelden door onze tydgenooten werd gegeven’ (Dr Jan ten Brink [21.] ten Brink: Jan ten Brink (1834-1901), letterkundige..)
Dit laatste loopt de spuigaten uit!-
Diezelfde Dr. Jan ten Brink gaf 'n blyk van zyn ‘schrander en gezond oordeel’ door onlangs in 'n voordracht in Musis Sacrum [22.] Musis Sacrum: ‘het heiligdom der Muzen’ (lat.); gebouw voor culturele samenkomsten, Lange haven 117 Schiedam. - wacht, ik zend U 't nummer van de Schiede Courant waarin iemand (ik meen hem te kennen) opkomt tegen 't verzwygen van myn naam. Ik zou wel eens willen weten of hy ook U heeft overgeslagen? Ook weet ik niet of die Voordracht het noemen onzer namen eischte? Misschien weet gy er meer van. Wat my betreft, zoo niet juist dáár gebleken [23.] juist dáár gebleken: oorspr. stond er dan., zeker is't dat het in de manier blykt te liggen my te ignoreeren, en ik vind dat de billykheid vordert, hieraan 'n eind te maken, of althans daartegen te protesteeren.-
Meen niet dat ik U verzoek die ellendige kwestie over V.Vl. in eigenlyken zin te behandelen. Maar 'n klein oorveegje zou, dunkt my op zyn plaats zyn. En misschien kan 't zoo hartelyk geschreven boekje van Remo dienen tot punt van uitgang. Denk niet dat ik 't kwalyk nemen zal als ge het niet doet. Ieder moet weten wat hem schikt.-
Mies en ik vonden Uw aankondiging van Dyserinck's spreuken [24.] Spreuken: Johannes Dyserinck Het boek der spreuken Uit het Hebreeuwsch op nieuw vertaald en met aanteekeningen en een inleiding voorzien door J.D. Haarlem 1883. zoo schoon. Ja, wat is er veel heerlyks in den bybel! De geloovers schynen dit niet te weten, zy die beweren uit dat boek hun zaligheid te halen. Ik heb geen lust in schryvery, en daarom stelde ik al lang uit eens te doen opmerken hoeveel plaatsen in 't Oude Testament getuigenis geven van gezond atheïsmus. Jahweh is: het Zyn.-
Met Wou ben ik begonnen aan ‘Geschiedenis.’ M'n methode is: eerst ruwe trekken, zeer algemeene beschouwingen. Langzamerhand hoop ik op [25.] op: oorspr. stond er tot. byzonderheden neertekomen. Ik geloof niet aan ‘knappe kinderen,’ en schryf de intelligentie die velen in 't jonge goedje meenen optemerken toe aan de ons verrassende ongeschooldheid. Maar van die ongeschooldheid geeft Wouter aardige proeven. Ik had behandeld wat we noemen: de loop die de beschaving genomen heeft. (met de kaart er by, natuurlyk. Toen ik kind was werd dit altyd verzuimd.) Er was dus op gewezen dat de Romeinen ('n groot deel van) hun beschaving aan de Grieken ontleend hadden. Een paar dagen later sprak ik over 't vernietigen der grieksche staten door Rome. ‘Was dat niet heel ondankbaar? vroeg hy, de Romeinen hadden toch aan Griekenland hun beschaving te danken.’-
Onlangs zei hy: als God zich aan de menschen had bekend gemaakt, moesten alle menschen denzelfden god hebben.-
Hy weet nu dat hy ons kind niet is. Hy heeft die mededeeling veel kalmer opgenomen dan ik gevreesd had. Het kwam in 'n gesprek tusschen [26.] tusschen: oorspr. stond er met. M en hem te-pas dat zy hem de zaak openbaarde. Je begrypt hoe bevreesd ik was dat hy 't door anderen hooren zou. Over 't geheel is hy zeer beminnelyk en hy geeft ons veel geluk. Soms denk ik wel eens of 't aan ons ligt dat we zoo met hem ingenomen zyn maar Mevr. De Haas die hier met drie harer kinderen 't kerstfeest heeft gevierd, en Betsy, M's zuster die 'n spruit van 'n andere zuster had meegebracht, erkenden ook dat hy 'n allerliefste jongen is. Het troost me zoo dat na m'n dood, Mimi aan hem zooveel steun hebben zal, ook dan als hy nog háár steun noodig heeft.-
Dag beste Vos, myn beleefde en vriendelyke groeten aan Uwe vrouw en kinderen [27.] kinderen: oorspr. stond er dochter..
Uw vriend
Dek
Gut wat zou ik 't prettig vinden als je eens weer hier kwam en wat langer bleef!-
Doe in de zaak van dat boekje niets tegen je zin of convenientie [28.] conveniëntie: wat u convenieert = schikt.. Misschien is Loffelt de man er voor. Nu ik toch op dat chapître ben, is 't billyk dat er nooit wordt geprotesteerd tegen A. Thym die de Vorstenschool noemt: ‘Een kakografie van begin tot eind’? [29.] De laatste drie zinnen omgekeerd in de rechtermarge.