Lijst van correspondenten in alfabetische volgorde
9 januari 1884
van
Multatuli
aan
J.H. de Haas (bio), Gosewina Carolina de Haas-Hanau bio
Volledige Werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886 (1993)
9 januari 1884
Brief van Multatuli aan het gezin van J.H. de Haas. Twee dubbele velletjes postpapier, waarvan blz. 1-7 geheel beschreven (M.M.)
N. Ingelheim 9 Januari '84
lieve beste menschen! Ik zou 't zonde vinden niet terstond te antwoorden op Uw beider zoo hartelyke brieven! Gy zegt d.i. toont en bewyst daarin dat ge tevreden zyt, met het bezoek. Wel, et moi donc! [1.] et moi donc: en ik dan (fr.) Wie heeft het meeste pret gehad! Ik! 't Is de zuivere waarheid dat ik bedanken moet. Toch wys ik de hartelyke tevredenheid die uit uw [2.] uit uw: oorspr. stond er in de. brieven spreekt niet af. Dat zou U grieven. Maar dat niemand van ons heele troepje zooveel schik van de zaak heeft gehad als ikzelf, blyft de waarheid.
Gister had Wouter les in Geschiedenis, en... ik had gewenscht dat gy er by waart geweest, om Uwlieder oordeel over myn methode te hooren, en tevens een studie te maken van de begrippen der kinderen, 'tgeen zeer nuttig voor my is. Ook in 't spelen met dat volkje vind ik altyd leering, zoowel positief begrypen als inzicht in eigen misverstand, dat dan weer tot inspanning om beter te begrypen aanspoort. Ja, ik zou graag schoolmeester willen zyn. Maar als ik 'n bordje uithang: ‘hier onderwyst men de jeugd’ word ik als 'n boosdoener gestraft. Dit brengt nu de stand onzer officieele beschavingsbegrippen zoo mee. Toen Moens [3.] Moens: Anthony Moens (1827-1899), predikant te Sneek tot 1866, daarna lid der Tweede Kamer, ijverig voorvechter van de wet op de herziening van het Lager Onderwijs (1878), in 1880 bevorderd tot inspekteur van het Onderwijs. de man die om den Sneekenaars zand in de oogen te strooien ‘het Onderwys’ tot z'n stokpaardje koos, en by 'n aanstaande herkiezing in den waan verkeerde dat ik me in Sneek als kandidaat had aanbevolen (geen haar op m'n hoofd had er aan gedacht!) ging hy eerst daarheen om van goederhand te vertellen (ja, van goederhand, want hy had het van Duymaer v. Twist, 'n ‘zeer geacht persoon’) dat ik zoo'n slecht sujet was. Nu, ook Moens en de Sneekers - die hem na die informatie met byna algemeene stemmen herkozen! - had ik gaarne eens by m'n lessen willen hebben. Alleen om hun te vragen of 't voordeelig is voor jeugd en Natie dat ik geen onderwys mag geven en dat Moens wettenfabrikant geweest is?
Zoodat ik maar zeggen wil... hm! Wàt? Wèl, dat ik na uwlieder vertrek - neen na 't vertrek van Betsy [4.] Betsy: (ook wel Bé) een van Mimi's zusters. met Dirk [5.] Dirk: een zoon van een andere zuster van Mimi, Chris(tine) Merens. - weer ben teruggekeerd tot ‘de orde’ zooals de maçons [6.] maçons: vrijmetselaars (fr.) 't noemen. Wouter ook. 't Gebeurt wel eens dat kinderen na zoo veel dagen... tuchteloosheid (nu, zóó erg wàs 't niet, na zoo veel inspanning dan) in 't begin wat lastig zyn. Het beste kind vertoonde geen spoor daarvan. Wel spreekt hy over de gesmaakte genoegens en z'n aardige kameraadjes, maar hy schikt zich best in de daarop gevolgde eenzaamheid. Ik geloof zeker dat het bezoek hem goed heeft gedaan, en hoop dat de omstandigheden (by U en by ons) zullen toelaten het te hervatten. Ja, en dat dan ook uw nobele De Haas mee komt! Aardig dat ook hy juist iets zegt over ‘geschiedenis’. Vóór de komst der kinderen was er daarmee juist begonnen, en gister heb ik 't weer opgevat. Ik begin met wyde, zeer wyde omtrekken, met het doel allengs naauwkeuriger te worden en in meer byzonderheden te treden. My dunkt, het algemeene moet het byzondere voorafgaan. Ik wou dat ik 'n heele klasse voor my had.
(Wou is aardig. Verbeelje, ik had gesproken over den loop die de beschaving heeft genomen - Azie, Egypte, Griekenland, Rome, Centraal Europa en toen 't later te-pas kwam iets te zeggen van 't onderwerpen der grieksche staten door Rome vroeg hy: (letterlyk) ‘Was dat niet ondankbaar van de Romeinen?’ Ik: ondankbaar! Hé, waarom? Hy: ‘wèl, omdat zy hun beschaving van de Grieken hadden gekregen.’ Zoo'n vraag had ik niet verwacht, vooral omdat hy zeer dikwyls in andere dingen ver van voorlyk is.
Ook toen ik sprak over bronnen van geschiedkunde - geschriften, bouwvallen, opschriften, gevonden huisraad en wapens - vulde hy zelf aan: ‘ja, en zeker vertelde een vader wat aan z'n kind, en dit weer aan zyn kind en altyd ging 't zoo verder’ met één woord hy zèlf vulde aan wat ik nog niet genoemd had: overlevering. Aardig.
Maar nu moet ik hier by zeggen dat het me bekend is dat 'n kind dikwyls veel lager staat in begrip dan men uit sommige uitingen meent te mogen opmaken. Zeer dikwyls vindt men op 18 of 20 jarigen leeftijd - ja, later ook! - niets van die schynbare scherpzinnigheid terug. Ze verstompt, helaas, door 't leeren. En dit kunnen we toch niet missen!)
Wat 'n uitweiding, hè? Nu ja, ik ben met m'n gedachte heelemaal in de kinderwereld. Dat komt van zoo'n kerstfeestpierewaaiery! Wat zyn je jongens allerliefst geweest. Er was drukte in huis - en dit hoorde er by - maar last is er niet geweest. Geen oogenblik! Zelden of nooit heb ik zooveel voldoening gehad van iets prettigs dat ik me voorstelde. Daaraan hebt gy, lieve Lina, 't meest bygedragen, en nog eens, ik hoop dat wy 't eens zullen mogen hervatten. Ook over Dirk heb ik niet te klagen gehad, al bemerkte ik soms dat de opvoeding van dat mannetje soms wat te wenschen overliet. Na hem 'n paar keer forsch aangepakt te hebben, was 't mogelyk zacht te zyn. En dit was de bedoeling van m'n aanvankelyke strengheid. Hy had veel goeds, byv. hy is studieus en houdt er van, 'n moeielykheid optelossen. Van Bé 'n brief waaruit ik zie dat ook zy 'n paar uur te Keulen is overgebleven om den Dom te zien. Ze zegt echter bemerkt te hebben, dat Dirk nog niet ryp was voor den indruk van dat gevaarte. Ik geloof dat ze daarin gelyk heeft. Och, Riekje's [7.] Riekje: een dochter van Lina de Haas. vogel is hier gebleven. We bewaren hem voor haar. Hy is, met andere resten van M'nheer Daadistel opgeborgen. Met de rooversgrot bemoei ik me niet, maar de waterleiding is al toegedekt. Een oudheidkundige zou moeite hebben de sporen te ontdekken van 't volkje dat daar gehuishoud heeft, precies als met de Azteken. Slechts dichters zullen de zaak fantastisch bezingen:
hier hebben reuzen van drie voet
het moddrig aardryk omgewroet-
Dank voor de berichten omtrent Haarlem. Als de verhuizing doorgaat, zal ik er ernstig over denken, maar ik ben bang dat het zoo grif niet gaan zal. Een woning, zoo afgelegen als de onze, convenieert slechts weinigen en dus zal 't verkoopen niet heel gemakkelyk gaan. Om velerlei redenen - vooral in verband staande met Wouters opvoeding en toekomst - wilde ik graag naar Holland. Ja, als ik 't maar voor 't zeggen had, zou ik me geen oogenblik bedenken. Doch slechts hoofdzakelyk dáárom. Overigens zal elke andere woon- of leefmanier ons in de meeste opzichten tegenvallen.-
Wat ge over Betsy schryft, is - och, ze vertikt het maar om hier anders te zyn dan als logée. Ze heeft 'n zonderling idee van onafhankelykheid en zou byv. als men vorderde dat ze (gematigd!) vroeg opstond klagen over verdrukking. De heele zaak komt neer op m'n Idee 460. [8.] Idee 460: V.W. III, blz. 224. ‘Er zijn weinig fouten - ja, misschien geen - die niet voortkomen uit luiheid.’ Ik ben hiervan zóó overtuigd dat ik niet eens meer op haar hier komen aandring, schoon aan den anderen kant haar zwerven - 't moet NB. soms: ‘toewyding aan de lydende menschheid’ heeten! - me om velerlei redenen zeer bekommert. Laat u evenwel daarover nooit uit. Ze heeft verdriet &c genoeg. (Wat 'n gek ‘&c’ nietwaar?)-
De dikke logge goeie Lina en de domme maar welwillende Johann [9.] Lina en Johann: nieuw aangeworven huispersoneel. doen redelyk hun best. 't Is veel waard dat ze fatsoenlyk zyn. Ook houd ik hen beiden voor eerlyk. Prettig is 't dat we nooit ruw of forsch hoeven te zyn. Ik ben altyd dankbaar aan menschen die m'n stemming niet bederven en die me vergunnen zachtmoedig te blyven. Nu, dit doen ze. De huisselykheid van dit praatje vinde verschooning in de innigheid waarmee je in alles deelt. Je mag er dus geen aanmerking op maken.-
Uit 'n brief van Zürcher's zuster vernamen wy dat-i weer naar Amsterdam is. Ik weet niet, waarom? Hyzelf is 'n luie schryver, iets waarin ik komen kan en dat ik niet kwalyk neem. Ik ben 't ook... (wel eens.)-
Nu, ik ben nieuwgierig naar de oorzaken die U - mannelyk deel van m'n auditorium - van de ‘Geschiedenis’ hebben afgehouden. Ik denk: wrevel over de onzekerheid van veel vertellingen! Ja, dat is ergerlyk. Als men stipt is (als men conscientie heeft) komen al die tastbare leugens ons walgelyk voor. Vooral is dit van toepassing op zoog.n ‘heldendaden.’ Ik heb eenige vaardigheid in 't ontleden daarvan en breng ze in 99 van de 100 gevallen op o terug. Als men met den eenvoud van 'n kind (zegge: scherpzinnigheid! - de dingen analyseert blyft er meestal niemendal over. Alles komt op tendenz [10.] tendenz: (verborgen) bedoeling (du.) neer. Titus was 't generis humane delicium [11.] generis humani delicium: verrukking voor het menselijk geslacht (lat.). Wie zeiden dat? Zeker de Joden niet. De grens tusschen sprookjes en ‘Geschiedenis’ is moeielyk te trekken, ook al gaat men niet terug naar mythologische tyden. Men moet leeren lezen, d.i. beoordeelend schiften. Maar ‘men’ kan niet lezen. ‘Men’ slikt dagelyks de grofste ongerymdheden. Verzenmakers, schilders, krantenschryvers hebben den waarheidszin van [12.] den waarheidszin van: later ingevoegd. 't Volk bedorven.
Maar - god is goed! - het opsporen en ontleden van al den onzin dien men ons te slikken geeft, baart ook genoegen. Wanneer alles helder en begrypelyk was zou 't rare er gauw af zyn. Iets anders is't het gevondene te openbaren. Dit schikt slechts iemand die 't steenigen verdragen kan. Als ik ontken dat onze voorvaderen 'n tachtigjarigen oorlog tegen Spanje hebben gevoerd
('t was geen oorlog, de ruzie duurde geen 80 jaar, de lui vochten niet tegen Spanje, en zelfs maar zeer zelden tegen spanjaarden, en 4o ze waren slechts by uitzondering onze voorvaderen)
nu als ik dat beweer (en bewys) worden ze boos en sturen hun voorvaderen op me af. Ook mag ik niet zeggen dat ik niet aan krygskunde geloof, dat ik nooit kan wys worden uit ‘zeeslagen’ uit ‘'n leger in den rug vallen’ uit ‘omcingelen’ uit ‘hevige vuren’ en ‘kogelregens’ die niemand branden of wonden, uit ‘volksverhuizingen’ Enz. Enz. Enz.-
(Dapper gevochten is er door burgers van belegerde steden toen 't plunderen nog in de mode was. Juist om die burgers niet tegen zich in 't harnas te jagen (letterlyk) hebben de metierhelden [13.] métierhelden: beroepshelden. 't plunderen afgeschaft. Ze vechten liever tegen volkje dat niets te verdedigen heeft en in krygsgevangenschap 'n prettige vakantie vindt.)-
't Is donker en ik schei uit. Weest allemaal heel hartelyk gegroet van ons drietjes.
Uw vriend Dek
misschien is de br. onleesbaar. Raad er dan maar naar.