27 augustus 1883
Brief van Multatuli aan H.C. Muller. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Nieder Ingelheim 27 Aug. 1883
Waarde Muller! Met schrik las ik heden ochtend in t ‘Nieuws’ de annonce: Multatuliana. Reeds in't algemeen heb ik 'n afkeer van alles wat naar vertooning gelykt, maar vooral na den ‘schamelen’ afloop van dat z.g.n. Huldeblyk, komt my 'n zoodanige expositie ongeraden voor. Men maakt het den V. Vlotens en dergk volkje wat al te gemakkelyk den spot te dryven met m'n onmacht, en 't ergste is dat ik hun nog moet gelyk geven op den koop toe. Ik zelf vind iets belachelyks in de onevenredigheid tusschen m'n willen en kunnen. Ook vooral tusschen m'n werkelyken toestand en de betuigingen die sedert jaren tot me kwamen, en nog dagelyks aanhouden. Ja, gister en heden nog!
Wilt ge my 'n genoegen doen? Adverteer dan dat bedoeld plan op myn verzoek is opgeheven. Maar dit vraag ik: alleen aan U. Met dien heer Westra wil ik op geenerlei wys in aanraking komen. Ik heb hem alzoo niets te verzoeken, tenzy dat hy my zoo grof en onbeschoft mogelyk uitschelde - wat hy meer gedaan heeft. Is die man mente compos [1.] mente compos: goed bij zijn hoofd (lat.)? Ik heb redenen dit te betwyfelen, en de bewysstukken voor die opinie zouden een niet onaardige vertooning maken op de voorgenomen uitstalling.-
Dank voor uw 2n briefkaart. Ze had, denk ik, m'n antwoord op de eerste gekruist. Ik kan waarlyk niet van huis. Geloof toch dat het me moeite kost deze verzekering te herhalen na de my zoo duidelyk gebleken hartelykheid uwer herhaalde uitnoodiging. 't Is waarachtig geen koppigheid of onwil. Ook om de Tentoonstelling te zien, had ik zoo gaarne dezer dagen Amsterdam bezocht. Nogal natuurlyk, niet waar, dat ik daarin belang stelde? Maar - ik kan niet! Ik moet thuisblyven om - zoo mogelyk, want walging maakt me onmachtig - vertellinkjes te schryven. Men heeft dit zoo gewild. Dat ik daarover bitter ben, is waar. Doch 't is niet om mynentwil. Zoo gaarne had ik iets goeds tot stand gebracht, en er is gebleken dat dit onmogelyk is. Het schynt dat ik van de treurigheid die my vervult 'n voorgevoel had toen ik blz [2.] blz: oorspr. gevolgd door 80. 81 van. den Havelaar schreef wat de aandoeningen zyn van den welrneenende als hy zich - nu ja, zie maar na. In de uitgaaf van '75 is 't blz 83 [3.] blz 83: in de vierde druk van 1875 staat de bedoelde passage op de blz. 80 en 81. Vgl. V.W. I, blz. 83..-
M'n vrouw & Woutertje zyn wel. De eerste groet U. Wouter laat zich met zulke banaliteiten niet in. Hy beroemt er zich op dati zoo vlug is in't vangen van geëmancipeerde kippen. Ook 'n verdienste!
Dag, beste Muller, bedank die 7 heeren wel voor hun vriendelyke, p.bkaart. Wees hartelyk gegroet van
t.t.
Dek