28 juli 1882
Brief van S.E.W. Roorda van Eysinga aan Multatuli. Van de brief is slechts 1 vel bewaard gebleven. De rest is door Mimi verknipt ten behoeve van de briefuitgave. (M.M.)
Clarens, 28/vii, '82
Beste Dekker, Met innig leedwezen las ik gisteren in de Haarl. Cour. den treurigen afloop van de inschrijvingen voor het ‘nationaal huldeblijk.’ Van het nare Hollandsche volk had ik niets anders verwacht. De sluipmoordenaarspraktyken van Handelsblad en den Tijd hadden genoeg licht gegeven. Maar ik was verbaasd over het vuile art. van De Locomotief en dacht, dat zij alleen stond. Gij hebt weder getoond beter inzichten te hebben dan ik. 't Is waar, gij zijt een levend verwijt voor de ambtenaren. Maar ik vleide mij, dat die gegoede particulieren die zoo dikwijls honder-den uitgeven voor een ongenietbare prawan [1.] prawan: javaanse maagd (mal.), ruim zouden bijdragen. Het blijkt nu, dat die strijd tegen het moederland slechts gevoerd wordt volgens het beginsel: Ôte-toi de là pour que je m'y mette [2.] ôte-toi de là etc.: sta eens op van die plaats, zodat ik er kan gaan zitten (fr.). Men heeft den bestrijder der rijkworders, vrij-arbeiders, enz getoond, hoe juist hij gezien had.
Nu, Uw vereerder die 't geld voor Uw villa voorschoot, zal u wel niet ontrouw worden.
Het spreekt van zelf dat, zoo Gij vóór mij sterft, Mimi en Wouter bij ons kunnen komen en blijven. M. behoeft niet te discreet te zijn en te vreezen een lastpost te worden. Integendeel, zij zou een winstpost zijn.
Ik heb in den Ind. opmerker een hartlijk woordje gezonden over de vrij-arbeiders, naar aanleiding der 2e uitg. van uw boekje. Zoo de redacteur 't maar opneemt! Hij is zelf vrij-arbeider en heeft duiten.
Op de walgelijke jongste plaat van den Spectator verlangt men van de Putte [3.] van de Putte: Isaac D. Fransen van de Putte (1822-1902), nederlands parlementariër en minister. als opvolger van v. Lynden.
Niemand der kamerleden interpelleert over de vermindering van het bevolkingscijfer in één jaar in Bantam van 758000 tot 590000, volgens de regeerings alm. [6.] alm: almanak, jaarlijkse regeringspublikatie met statistische berichten e.d. Zouden zij hun schuld voelen?
Reclus die in Le Revolté schrijft dat eigendom bestuur en belasting moeten worden afgeschaft, staat in het kadaster als eigenaar van twee villa's, die hij zegt aan zijn vrouw te behooren. Mijn ambassadeurschap der Javanen valt mij dus zeer zwaar.
Frederik de groote had gelijk toen hij tot den inspecteur Sulzer zeide, die met Rousseau alle menschen voor ‘nés naturellement bons’ [4.] nés naturellement bons: bij geboorte goed van inborst. (fr.) hield: ‘gy kent het vervloekte ras niet waartoe wij behooren!’
Sinds een maand zond ik aan dat blad een art. over den westerschen oorsprong der chineesche beschaving en de verwantschap tusschen vele talen van Azië (Akkadisch en Chineesch, Redjangsch of Rentjongsch en Battaksch, Philippynsch, Voor-indische talen enz). Men zou 't ‘met genoegen’ opnemen. Maar 't gewauwel van Kuenen over het christendom als wereldgodsdienst schijnt belangwekkender.
Van Versluys sinds een paar maanden geen taal of teeken.
De laster had hier mijn vrouw aangetast. Zij weende er bitter om. Ik heb toen de lasteraarster voor den vrederechter getrokken en gedreigd de zaak te zullen doorzetten. Zij heeft toen alles schriftelijk ingetrokken. Andere mannen, slachtoffers van dezelfde adder, zwegen. Ik heb toen maar weder de kastanjes uit het vuur gehaald.
Zijt met Mimi en Woutertje hartelijk van ons gegroet
Uw vriend
Roorda [5.] De laatste zin is alleen in handschrift van Mimi bewaard.