20 juni 1882
Brief van D.J. Korteweg aan F. van der Goes. Enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (I.I.S.G. Amsterdam; fotokopie M.M.)
Amice v.d. Goes
Amsterdam, 20 Juni 1882
Wij hebben - niet zonder moeite - de nodige opgaven van Dekker gekregen en toestemming om voor hem eene lijfrente van 1400 Mark, voor zijne vrouw van 1000 Mark te kopen. Wij vinden het voorzichtig daarmede niet langer te wachten dan nodig is. Voor Dekkers lijfrente hebben wij reeds geld genoeg bijeen en kunnen Dinsdag bij de Germania de polis reeds teekenen. Geeft ge daartoe uwe toestemming? Aan Versluys en mij. Of verlangt ge een vergadering? Ik geloof niet, dat er iets anders te bespreken valt op dit oogenblik. Wij meenden, dat het beter was wat later - en dan wellicht voor de laatste maal - te vergaderen, als wij de gelden geheel binnen hebben, want dat een gedeelte van het geld op Dekker alleen moet worden genomen, zal [1.] zal: (bedoeld) wil tenminste. de totale jaarrente een eenigszins voldoende bedrag verkrijgen, is wel zeker; zoodat over de wenschelijkheid van het eerste gedeelte van Dekkers opdracht wel geen verschil van gevoelen kan bestaan. Uit Indië komen de eerste berichten binnen. Het gaat goed. In Semarang is reeds f 1000 bijeen en wordt het meer.
Verlangend zien wij uit naar uwe specifieke opgaaf (aan Versluys) van de ontvangsten der Amsterdamsche subcommissie.
Weesperzijde 1
tt
DJKorteweg