26 april 1882
Brief van N.P. van den Berg aan D.J. Korteweg. Enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 2 (½) beschreven. (M.M.)
Batavia, 26 April 1882.
Hooggeleerde Heer,
In antwoord op uwe mij per laatste mail geworden letteren van 15 juari, moet ik U tot mijn leedwezen mededeelen, dat redenen van geheel particulieren aard, verband houdende met de betrekking waarin ik door aanhuwelijking gestaan heb met wijlen mevrouw Douwes Dekker, geb. van Wijnberge, het mij onmogelijk maken om op mij te nemen de taak mij door het Comité voor het huldeblijk aan Multatuli toegedacht.
Ik heb van die redenen mededeeling gedaan aan de heeren Mr van Eyk en Rovers, die mij dezer dagen over de zaak kwamen spreken, en die de gegrondheid er van ten volle moesten beamen.
Maar ook afgescheiden hiervan zou ik de door het Comité uitgegeven circulaire bezwaarlijk kunnen onderschrijven, en onthouding in deze moet dus mijn leus wezen.
Met de meeste hoogachting heb ik de eer mij te noemen
Uw dienstw. dienaar
v.d. Berg