13 april 1882
Brief van J.M. Haspels aan J. Versluys. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven in potloodschrift. (M.M.)
Rotterdam 13 Apr. 82
Zeer geachte heer Versluys,
Tot mijn leedwezen verneem ik langs officieelen weg dat de resultaten voor 't huldeblijk aan Dek tot nu toe bedroevend zijn; - dit is meer dan genoeg om de zaak met energie voort te zetten en alles in 't werk te stellen dat den afloop meer dan voldoende moet worden. Er rust op de hoofd commissie een zware verantwoordelijkheid, zij heeft 't plan aangevat, natuurlijk na 't terrein te hebben overzien en daardoor de overtuiging van welslagen te hebben opgedaan.
De mede onderteekenaars van de circulaire, dit weet de hoofdcommissie evengoed als ik, doen voor 't meerendeel niets, zij hebben hun namen geleend en ziedaar alles!
De opsporing van de vereerders van Multatuli zal dus in hoofdzaak zijn en blijven, 't werk van de hoofd-Commissie, kan zij dit persoonlijk niet doen, dan zal zij moeten zorgen (naar mijn gevoelen) voor een geschikt persoon, die van de noodige instructien en adressen voorzien, alle vrienden en vereerders van M. opzoekt om ze desnoods overtehalen geldelijke offers te brengen. 't Zenden van circulaires geeft over 't geheel zeer weinig, ze worden terzijde gelegd en... ik zal niets meer zeggen om niet bitter te worden.
Ik verneem dat er plan bestaat in Amsterdam huis aan huis te zenden met lijsten tot inzameling van bijdragen. - Mag ik de opmerking maken dat dit een soort bedelarij is beneden de waardigheid van de zaak, en zal 't A. niet beletten te teekenen omdat hij vreest dat men weten zal dat hij Multatuli vereert, - of zal B. zijn naam durven zetten op den lijst, hij is leverancier van domine C. enfin denk er een oogenblik over na en ge zult toestemmen dat teekenen op lijsten, en er huis aan huis meeloopen, onmogelijk is. Ik blijf er bij: allen die M. vereeren, moeten opgezocht worden, een daartoe geschikt en bekwaam persoon moet met de menschen spreken en 't resultaat zal goed worden. Misschien werpt men mij voor de voeten: jij hebt gemakkelijk praten, waar is de geschikte man te vinden? Mijn antwoord is: gemakkelijk zal 't niet gaan, maar gevonden moet hij worden. De hoofd-commissie mag (ingeval ze mijn idee zou volgen) voor 'n dergelijk moeielijk geval niet terug deinzen.-
Ik schreef over de zware verantwoordelijkheid der hoofd-commissie, die verantwoordelijkheid bestaat hierin: Zoo de zaak niet flink afloopt, zoo 't resultaat niet meer dan voldoende is, zal onze trouwe, goede Dek een trap op zijn hart, misschien de genadeslag krijgen.
Zeg niet dat ik aanmatigend ben, of dat ik beschuldigingen naar 't hoofd van de commissie slinger, waartoe ik geen recht bezit, - dat recht neem ik, - 't betreft hier 't belang van Dek, daarom mag ik spreken. Was ik 12 Maart niet plotseling door typhus overvallen, dan zou ik op de toen te Amsterdam gehouden vergadering zijn geweest en voor 't meerendeel gezegd hebben wat ik nu doe. 't Smart me dat mijn ziekte, die ik nog niet geheel kwijt ben, me belet heeft ijverig optetreden, en dat ik tot heden en zeker nog gedurende eenigen tijd, niets zal kunnen doen dan toezien. Blijf met moed bezield voor de zaak die, nu ze eenmaal is aangepakt, er door moet. Ik weet u is een vriend van Dek, daarom heb ik tegen u gesproken zooals ik denk.
Steeds hoogachtend
J.M. Haspels