6 maart 1882
Brief van P.H. Ritter aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Utrecht 6 Maart 1882
WelEd Geb Heer!
Om mij aan U voor te stellen: sedert 29 Januari j.1. vervul ik de plaats, die eenmaal ingenomen werd door den vriend uwer jeugd, den jongen A. des Amorie v.d. Hoeven - ik ben Remonstrantsen Predikant te Utrecht.
Ofschoon ik weet hoe in het algemeen predikanten door U worden beschouwd en hoe Uw oordeel is over den inhoud hunner prediking - tevens meen ik te weten dat ge ieder de hand reikt, die - als gij - in oprechten gemoede waarheid zoekt, onverschillig of dat zoeken hem al dan niet voert tot Uwe zienswijze.
En zoo meende ik te moeten toegeven aan den drang van mijn gemoed en mij wel de vrijheid te mogen veroorloven U bijgaand werk aan te bieden, met beleefd verzoek het wel te willen aanvaarden als een bewijs mijner oprechte waardeering Uwer daden. Veel heb ik aan Uw arbeid te danken. Voor wat door U is gedaan gevoel ik bewondering en eerbied. Sedert ik meen U te begrijpen, heb ik tevens gemeend dat kleine deel der publieke opinie, dat door mij wordt vertegenwoordigd, waar het noodig is, te moeten uitspreken voor U.
Boven der menschen lof en blaam zijt ge verheven - maar wil daarom de warmte niet van U weren, waarmede iemand, die in zijn kleinen kring zijn plicht wil doen, tot U komt.
Het boek, dat hiernevens gaat, bevat den arbeid van een paar jaren. Met den eersten en laatsten volzin er van, weet ik, zijt gij het eens.
Onder bezwarende omstandigheden heb ik te Leiden gewerkt. Mijn onderhoud verdiende ik door les te geven in de wiskunde. Vaak heb ik uit uwe geschriften nieuwe geestdrift geput.
Blijve Uw kracht nog lang gespaard, ten zegen van ons vaderland. Helaas! eerst na uw dood zal men U waardeeren - maar o.a. trof ook Jezus, dien men eerst doodspijkerde en toen vergoodde, dat lot.
Met bijzondere hoogachting
Van u welEdGeb
de zeer dw dr
P.H. Ritter