Vermoedelijk 15 februari 1882
Brief van J. Versluys aan V. Bruinsma. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 en 3(⅓) beschreven. (M.M.)
Amice,
Vóór de geldzaak zyn twee dingen te zeggen. Vooreerst is ze niet zoo gering als ge het voorstelt. Tandem levert gemiddeld treurige resultaten op. Myn ervaring op dat gebied is naar, die van Korteweg en Iterson idem. En geld is gewenscht want Dekker zou dezen winter weer zyn gaan lezen, als hy niet later had beloofd aan Robbers om t'huis te blyven en te werken. Dat werken zal natuurlyk niet zoo licht den vorm van schryven aannemen.
Ten tweede is het een geschikt middel om het terrein te verkennen. Menigeen wil iets offeren zonder te durven verklaren dat er in en tegenover Indië groot onrecht is geschied en nog geschiedt. Zoo gaat het De Vos en veel anderen.
Onze zaak loopt in elk geval af voor dat de Uwe gerijpt is. Doe daarom mee met ons. Wederkeerig wil ik gaarne my by U voegen. Ik stel u echter geen ruil of koophandel voor. Onverschillig of ge uw naam onder dat stuk plaatst, wil ik verder met U meegaan. Paap en Zürcher en Korteweg en Iterson willen ook in ieder geval wel met U meegaan, maar Korteweg en Iterson willen gaarne even als ik de andere proef eerst nemen.
Zet my dus maar op Uw lystje, maar laat ook Uw naam onder onze circulaire plaatsen. Geneigdheid om alles te beproeven, moet dunkt me vooropstaan. Zonder dat is samenwerking eenvoudig onmogelyk en zonder een dergelyke gezindheid zou ook Uw vergadering in duigen vallen.
Zooals ik reeds den vorigen schreef, is Dekker op de hoogte gehouden van onze plannen door Paap. Uit zyn schryven aan Mansholt bleek ook dat hy zich zelf geen groote voorstelling van de opbrengst [1.] ‘maakt’ kennelijk weggevallen..
Na vriendschappelyke groete
tt
J. Versluys
P.S. Voor de zaak van recht zou zeker Perelaar wel de beste man zyn, om voorop te staan. Hy heeft kennis van de Oost en geestdrift. Ik meen uit de Amsterdammer te mogen opmaken dat dit ook Uw oordeel is.