15 februari 1882
Brief van J.C. de Vos aan J. Versluys. Enkel gevouwen velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 en 3(⅔) beschreven. (M.M.)
Amice, tot opheldering het volgende.
Ik behoor niet tot degenen die voor Multatuli gelden vragen; dat wil zeggen: ik heb v d Goes wel de vryheid gegeven myn naam met een menigte anderen die opgeroepen zouden worden te gebruiken, doch de cirkulaire is geheel buiten myn weten gesteld en de wereld ingezonden. - Ik heb hem ook reeds te kennen gegeven dat ik vrees, dat deze zaak bekend zal worden, voor het wenschelyk is.
Het beste is, dat Gij hem Uw opinie schryft en met Perelaer optreedt om hem tot staan te brengen, want de daders zyn een clubje jongelui, die niet zoo gemakkelyk zich laten bekeeren om een dergelyk plan prys te geven -
Ik geloof ook dat hun plan eerst in de tweede plaats kan komen en beloof U het myne te zullen doen om hen tot bedaren te brengen. Als Gy en de Heer Perelaer U tot hen richt zullen zy waarschynlyk wel voor reden vatbaar blyken te zyn -
Spoedig nader
tt
J. de Vos
A
15. Febr. 82