21 oktober 1881
Brief van Multatuli aan D.R. Mansholt. Enkel dubbelgevouwen velletje ruitjespapier, geheel beschreven. Met envelop geadresseerd aan Wel-EDgHeer D.R. Mansholt, Meeden (prov. Groningen) Holland. (M.M.)
Nieder Ingelheim 21 Oktober 1881 beste Mansholt! Tot mn genoegen vind ik daar de pummelichen aanval van 't Nieuws! Men ziet er duidelyk 'n uitbersting van lang teruggehouden of omzwachtelden kwaadaardigheid in. Ik denk dat het geschreven is door 'n ondergeschikte die niet op de hoogte was van De Veer's taktiek om me nooit ronduit aantevallen.
Dat myn brief aan De B. [1.] De B: De Beer. ‘de reis om de pers’ zou gemaakt hebben is te mooi uitgedrukt. Dit zou, by de algemeene behoefte aan iets pikants, zeker 't geval geweest zyn als niet die heele pers me trachtte doodtezwygen. Een stukje van Victor Hugo, 'n telegram van Mr. Ik weet niet wie wordt in alle bladen overgenomen. Buitenlandsche beroemdhedens staan de Heeren niet in den weg.
Ge hebt er geen begrip van hoe ver die schroom gaat om my te noemen. Daar kreeg ik gister 'n boekje met inschrift van den auteur:
‘den Heere E DouwesDekker
eerbiedig opgedragen
van
den schryver’
‘Eerbiedig.’ 't Heele werk behandelt zaken waarover ik sedert 20 jaar geschreven heb. (Eigenlyk doet hy weinig anders dan me - vry onhandig en verknoeid - napraten) Welnu, die eerbiedige schryver wacht zich wel my te noemen. We lezen aanhalingen van Jan & alleman. Van my niet.
Ik erger me daar over. Waarlyk niet omdat ik van publiekerigheid houd! Het walgt me! Maar dat doodzwygen is 'n blyk dat ik niets bereikt heb. Dàt besef verlamt me.
Hartelyk gegroet
uw vriend
DD