19 juli 1881
Brief van Multatuli aan W.A. Paap. Enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1 beschreven. Ook de enveloppe is bewaard gebleven, geadresseerd aan Weledgeb Heer Willem Paap Litt. hum. Student Amsterdam. Gefrankeerd met 1 postzegel van 20 en 2 van 10 Pfennig en afgestempeld Nieder-Ingelheim 19/7 81. (M.M.) In een andere hand is er met potlood opgeschreven Gerarddoustraat 48 huis.
Nieder-Ingelheim 19 Juli '81
Waarde Heer Paap! Vriendelyk dank voor Uw prettigen brief. Ik had terdeeg gelet op Uw stukken in den Spectator. Ik vroeg aan de h.h. Valette en Funke ‘wie is toch Paap die zoo flink Ebers op de plaats zet waar hy behoort?’ Van beiden kreeg ik aangenaam antwoord. Daarop schreef ik byg. brief dien ik evenwel liggen liet. [1.] Zie bij 4 juli 1881. Hy kwam me wat al te slordig voor. Ik zend hem dan nu ook maar om U te doen zien dat ik niet ‘uit beleefdheid’ antwoord. En er is nog 'n reden. 't Is onhebbelyk warm, en gods bedoeling met zoo'n hitte kan geen andere zyn dan dat we korte brieven schryven.
Vervolg hierna. Intusschen heel vriendelyk gegroet van
tt
DouwesDekker
Omnia jam fiunt &c. [2.] Omnia iam fiunt (....): ingekorte vorm van een latijnse spreuk die luidt: Alles wat ge gemeend had dat nooit zou gebeuren, heeft nu toch plaats. Had ik ooit kunnen denken dat m'n reine Vorstenschool in parallel zou gebracht worden met dingen van scabreuzen aard! Eerst was dat stuk (ook volgens den Aesth. prof. A.Th) ‘kakografie [3.] kakografie: een schoolvoorbeeld van stijl- en taalfouten. Vgl. voor het stuk van Thijm V.W. XVII, blz. 746-747. van begin tot eind.’