18 januari 1881
Brief van Multatuli aan D.R. Mansholt. Dubbel en enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Op envelop het poststempel Leiden 18 Jan 81 en het adres WED Heer D.R. Mansholt Meeden prov. Groningen.
Leiden 18 Januari 81
beste Mansholt, m'n vrouw zendt my Uw brief van 13 dezer. Ja, er is dus 'n brief gestolen! Dit is ergerlyk. Het doet me zeer. En herinnert ge U wat er in geschreven was? Den zieletoestand van iemand die zoo-iets doet, kan ik me niet voorstellen. Wèl dien van 'n inbreker. Daarby is zekere opwekking, zekere kamplust tegen moeielykheid. Misschien ook iets als begrypelyke nydigheid tegen bezitters.
Tracht U te herinneren wat en waarover ge schreeft in dien brief. -
Heden middag ga ik naar Schiedam, morgen Dordrecht om te ‘spreken.’ Ik doe die heele reis ongaarne, maar 't moet. En schoon 't me zwaar valt, ik kan het doen. Over 'n paar dagen moet ik ‘optreden’ ('n domineeswoord) te Haarlem en den Haag. Zoolang ik in deze buurt ben, tracht ik telkens des avends te Leiden terug te zyn, omdat ik hier weinig aanloop heb (ieder meent dat ik al lang weg ben) en 'n vriendelyke bediening in 't logement. Dit laatste is my veel waard, 't Is zwak van me, maar het is zoo, 'n ruwheid van kellners of knechts kan me ontstemmen en half onmachtig maken voor m'n taak. -
Ge weet dat de heer Haspels alles voor my regelt wat de voorbereiding van mn leesbeurten aangaat. Dit geschiedt geheel buiten my om. Hy zendt my 'n lyst van aangegane overeenkomsten en ik volg zyn afspraken. Dat regelen is 'n lastig werk voor hem, en ik houd my er geheel buiten om niet door meepraten z'n taak nog te verzwaren. Doch hieruit vloeit voort dat ik menigmaal plaatsen op m'n lystje zie waarover ik me (als gy nu) verwonder, terwyl ik andere plaatsen mis waar ik dacht welkom te zyn. M'n eenig consigne aan H. is: ‘spaar me niet!’ Hy hoeft alleen in 't oog te houden of ik, stipt uitgerekend, physiek ergens op tyd kan aankomen. Vermoeienis, last, aaneenschakeling van spreekbeurten dagen achter elkander, dit alles mag geen invloed hebben. Met inspanning zou ik m'n taak niet kunnen vervullen, 't Kan alleen geschieden door overspanning. Dit is treurig maar t is zoo. Dickens ontving in Engeland voor 't eenmaal voorlezen van een lang gedrukte vertelling (little Dorrit) het dubbele van wat ik ontvang voor veertig geïmproviseerde voordrachten. Ik zeg dit niet als klacht, o neen, maar ter karakterizeering van den toestand, en om te rechtvaardigen dat ik my onderwerp aan de noodzakelykheid. Want zonder die overspanning zou ik niet in [1.] in: oorspr. stond er kunnen leven. de behoeften der mynen kunnen voorzien. Nederland moest het niet dulden, dunkt me, vooral nu niet, nu er uit Indie wordt geschreven: ‘Lebak is een woesteny.’ Zou 't dan niet eindelyk tyd worden, Havelaar openlyk recht te doen?
Maar beste hartelyke kerel, dàt wilde ik U niet schryven. Ik wilde U 't lystje geven van m'n noordsche leesbeurten om met U uitterekenen hoe ik by U komen kan om Uw lief gezin te zien.
Ziehier:
Onderzoek svp. of de met?? gemerkte plaatsen juist zyn. Ik ben er niet geheel zeker van, daar er in H's opgaven iets tegenstrydigs was. Ik zal er hèm naar vragen. Gy kunt het dáár vernemen denk ik.
Overleg nu eens asjeblieft, hoe ik 't regelen moet om iets aan U en de Uwen te hebben. Kan die Dinsdag 1 maart daarvoor gebruikt worden? De vraag is of ik dien dag by U doorbrengende, op z'n tyd kan worden afgeleverd te Sappemeer?
Haast is er niet by de zaak. Daar m'n adres byna eiken dag verandert, ben ik zoo vry U eens vooral te verzoeken uw antwoord te adresseeren aan: den Hr Haspels, tooneeldirekteur te Rotterdam [2.] Rotterdam: oorspr. stond er Amsterdam.. Hy weet altyd waar ik ben. -
Over 'n 14 dagen komt m'n vrouw met ons lief kind in Holland. Zy zal grootendeels logeeren by zusters maar ik denk dat ze ook te Leeuwarden zal uitgenoodigd worden, en ronduit gezegd, ik wou graag dat zy ook 'n paar dagen by U kwam. Ziedaar! Als zy wist dat ik U dit vroeg zou ze 't gek en opdringerig vinden. Welnu, ik durf het doen, en ben zeker dat gy en uw lieve familie my gelyk zult geven, zeker nadat ge haar by U gehad hebt, en waarschynlyk wel reeds voor dien tyd, d.i. nu.
Hartelyk gegroet beste kerel. Ik heb zoo dikwyls gedacht aan dien schuldafdoenden man en z'n varkentje dat verkocht worden zal, en niet voor eigen gebruik mag dienen. Uw schets is zoo juist. Sedert 'n jaar had ik 'n klein plan omtrent dien man, maar ik ben (ook zelfs tegenover U, niet geheel vry. Groet uw vrouw en de meisjes!
tt Dek
M'n vrouw schryft dat ze U van 't niet-ontvangen van uw vorigen brief kennis geeft. Hebt ge dàt schryven van m'n vrouw ontvangen? Of heeft de dief ook dien brief onderschept daar hy de beteekenis van een br. van Geisenheim naar Meeden raden kon. Hy kon weten dat daarin een aanklacht tegen hem stond. De vraag is of m'n vrouws brief in handen van denzelfden man gekomen is?