15 januari 1881
Brief van Multatuli aan J. Waltman Jr. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 en 3 (⅔) beschreven. (M.M.)
Leiden, 15 Januari 1881
beste Waltman
M'n Amsterdamsche vriend heeft den dag van morgen gekozen, Zondag. Ik kon dus over vandaag en maandag beschikken. Maar 't is nu al drie uur in den middag, en ik heb me nog niet... gewasschen! Als ik in Holland kom, word ik begraven onder 'n sneeuwbui van allerlei dingen. Daarby ben ik telkens onwel (op dìt oogenblik niet) en dikwyls geagiteerd. Verbeelje, ik durf zeggen dat ik te Amsterdam goed gesproken heb en 't publiek was zeer tevreden. Zie eens die lamme behandeling in 't Handelsblad, en die kwaadaardige regels in 't ‘Nieuws.’ Funke zelf was niet tegenwoordig. Anders hadden zy 't niet durven doen. Het is de moderne dominee De Veer die zoo-iets voortbrengt. Ik schryf er aan Funke over. ‘'t Oordeel van uw onbekend reportertje is my onverschillig, zeg ik, maar ik kan 'n fatsoenlyken toon eischen.’ Om een staaltje van toon te geven zend ik de Leidsche Courant waarin m'n voordracht hier besproken wordt. ‘Mooi’ of ‘niet-mooivinden’ is hier de vraag niet. De Leienaar behandelt me fatsoenlyk. Dit verwacht ik ook van de Delftsche rapporteur. Wilt ge dus zoo goed zyn één Ex. van den Delftenaar aan Funke te adresseeren? Hy is door my geprevenieerd omtrent de beteekenis. En wilt ge'r my ook een zenden of meebrengen?
Want, als ge de goedheid hebt maandag hier te komen zal ik m'n dag daarnaar richten. Wees zoo goed my te schryven (hotel Levedag) hoe laat ge komt, en met welken trein ge vertrekt? Ik zal dat kombineeren met rotterdamsche afspraken.
Hartelyk gegroet
van
tt
DD
Zend me liever de courant, dan vind ik hem morgen avend van Amstm komende, en kan hem aan m'n vrouw sturen (d.i.) als-i niet onaangenaam luidt.