16 augustus 1880
Brief van G.J.P. de la Valette aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Köningswinter 16 Aug. '80
Waarde Dek! Zoo mag ik u immers noemen? Ge vraagt het mij zelf, niet beseffende, dat Ge te weinig van een ‘mijnheer’ hebt, om dien vocatiefvorm te kunnen reclameeren. Ook hebt Ge mij, hoop ik, genoeg leeren kennen om te weten, dat het bezigen van dien anderen vriendelijken, korten naam bij mij geen misplaatste gemeenzaamheid is. Ik revindiceer [1.] revendiquer: aanspraak maken op (fr.) dus voor goed het recht daartoe behoudens tegenbevel... dat ik niet verwacht.
Gister avond van een uitstapje naar Godesberg terugkeerend, vond ik uw briefkaart van eergisteren liggen. Wel was die reeds te voren aangekomen, doch ten gevolge van ons verblijf te Bonn gedurende de laatste dagen, kreeg ik er niet eerder kennis van. Dit om te verklaren, waarom ik eerst nu er op antwoord. Zeker had ik u beiden wel eerder iets van mij mogen doen hooren, maar na mijn terugkomst zijn we voortdurend dan hier-, dan daarheen aan het bummelen geweest, zoodat ik niet tot schrijven gekomen ben. Wil het mij ten goede houden, al moet het u zeer terecht, niet alleen weinig heusch, maar ook weinig hartelijk toegeschenen hebben.
Veel nieuws uit de periode na mijn vertrek kan ik u juist niet mededeelen. Nos jours se suivent et se ressemblent [2.] nos jours etc.: onze dagen volgen elkaar op en lijken op elkaar (fr.), al verandert, door onze uitstapjes, ook het tooneel om ons heen. In de laatste twee dagen hebben wij het zeer stil gehad, daar mijn schoonouders via Brussel naar Holland - en ook een tweetal families, met wie wij hier veel omgingen, weder vertrokken zijn. Ook wij staan echter op het punt van heen te gaan, en dit is het voornaam-ste, dat ik u te melden heb; wij wachten slechts op een geldbrief van onze bankiers uit den Haag. Vindt ge mij na die laatste woorden geen zeer fatsoenlijk man? Scheurleer en Zonen zijn onze bankiers, - daar is een bizonder genot in het schrijven dier vier en acht letters, op die wijze gecombineerd, mijn pennehouder maakt van plezier een kattenrug. Hoe jammer, dat die bankiers niets anders voor mij doen dan mijn verlofstractement ontvangen en overmaken! Daar zitten wij op te wachten om onze koffers te pakken. Onze marschroute zal echter niet over Geisenheim leiden, wat mij vooral voor mijn vrouw spijt en haar ook, omdat ze daardoor niet in de gelegenheid is met u beiden kennis te maken. Zij had 't gaarne gedaan en in de eerste dagen, toen wij nog vasthielden aan het oude plan om den winter te Wiesbaden door te brengen, hadden we ook reeds afgesproken van uw aangeboden gastvrijheid gebruik te maken op onzen tocht derwaarts. Dit komt nu echter, jammer genoeg! te vervallen, omdat wij naar Parijs trekken. Parijs is een oude illusie van mijn vrouw, die er slechts eens een paar dagen doorgebracht heeft en De stad gaarne nader zou leeren kennen. Den staat onzer financiën nagaande, kwamen wij tot de gevolgtrekking ‘nunc aut numquam [3.] nunc aut numquam: nu of nooit (lat.)!’ Althans zou de expeditie ons nú 't best schikken en zoo hebben wij dan maar besloten, niet oostwaarts maar in zuidwestelijke richting te trekken. Hoe lang wij er zullen blijven weten wij niet vooruit, dat hangt van omstandigheden af. Ge weet wat die euphemistische term in hoofdzaak beduidt; verder ook nog dit, of wij er met de kinderen eenigzins naar wensch kunnen wonen, vooral wat de ruimte betreft. Appartementen zijn te Parijs zoo duur!
Ik voor mij, heb een voorgevoel, dat wij met den winter in den Haag terugkeeren. Komt ge u dan weder eens vertoonen in den ouden roofstaat? Ik hoop 't zeer, en ook dat Ge dan gelegenheid moogt vinden eens met mijn vrouw kennis te maken. Ik durf zeggen, dat Ge dat met genoegen zult doen, zij heeft iets sympathieks en oprechts, dat den meesten dadelijk inneemt. Misschien past deze verzekering minder in mijn mond, maar wáár is ze. En mijn kinderen, neen mijn eigen werk zal ik niet loven.
En nu, antwoord op uw briefkaart. Dank voor het vriendelijk aanbod der Locomotieven. Niet wetende, of ik ze hier nog zal ontvangen, - we zijn misschien morgen middag of overmorgen reeds weg - moet ik u verzoeken er mij maar geen te sturen. De bulletins van uw Rotterd. correspondent [4.] Rotterd. correspondent: de heer Jongen, die Multatuli placht te voorzien van kranteknipsels en andere reakties. zijn geordend, er ontbreken slechts hier en daar een paar stukken van Nos aan, die er niet bij waren. Ik had ze als spoorpakketje willen terugzenden, doch dit ging niet van wege het gedeeltelijk traject per Nassausche lijn. De boot kon het niet medenemen, omdat het... te klein was! Men kan nooit vooruit raden, met welke argumenten men afgewezen wordt. Ik zal het nu over de post probeeren, u dank zeggende voor de lectuur.
Vooreerst zullen wij elkander dus niet meer zien. Behoef ik u te verzekeren, dat mij dit zeer spijt? Ge weet dit wel. De aangename dagen in uw vriendelijk huis te Geisenheim doorgebracht, zullen voor mij tot de liefste herinneringen uit mijn verlofstijd blijven behooren. Zoo mogelijk kom ik in het volgend voorjaar nog eens over en bij u aankloppen. In elk geval hoop ik u dezen winter nog eens te ontmoeten. Weest met mevrouw en mijn vriendje Walter hartelijk gegroet. Mijn vrouw zendt u beiden ook haar groeten.
Uw oprecht toegenegen
G. Valette
De Spectator schijnt mijn artikel over Bruinsma's werkje [5.] Bruinsma's werkje: in de Nederlandsche Spectator van 28 augustus 1880 verscheen een korte bespreking van het boekje van V. en G.W. Bruinsma: De hedendaagsche kwakzalver, Een waarschuwing voor allen, die hun gezondheid en hun beurs op prijs stellen. Leeuwarden, 1880. nog wat aan te houden. Het spijt mij! Ik zond de proef reeds voor drie weken terug.