Vermoedelijk 22 juli
Brief van Multatuli aan R.J.A. Kallenberg van den Bosch. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 en 3 (⅓) beschreven. (M.M.)
Geisenheim Zondag
Waarde Vriend! Dank voor Uw brief. Ik ben bly dat ge komt, en ik hoop U wat te houden. En komt asjeblieft met uw drieën. Er zyn heusch drie bedden, wel is waar maar verdeeld in twee kamertjes, maar daarin zult ge U wel willen schikken. Het huisje is aardig en logeabel. Ge zult zien dat we elkaar niet in den weg loopen. Voor 'n 4n gast zouden wy plaats moeten maken (en 't zou kunnen) maar de drie bedden stáán er! Toe! We zouden 't heel fideel vinden als de heer Vidal meêkwam. Wel zult ge in de Bewirthung [1.] Berwirt(h)ung: onthaal (du.) nog overal sporen vinden van m'n vroegere gêne [2.] gêne: armoede (fr.), maar vergeleken by 6 a 10 jaar geleden leven wy als Lucullus [3.] Lucullus: romeins generaal (eerste eeuw voor Chr.), bekend om zijn uiterst luxueuse leefwijze..
Reken er svp in uw reisplannen op dat ge wat blyft! En laat me svp weten wanneer ge te Rudesheim denkt te komen. Dan haal ik U daar af.
Hartelyk gegroet
tt
Dek
Voor 't geval dat het U niet schikte my van Uw komst te Rudesheim te prevenieeren zeg dan den koetsier dat hy te Geisenheim naar de Webergasse vraagt, en dien dóórrydt tot het allerlaatste huis rechts. M.a.w. het huis dat in de Webergasse 't naast by den Ryn is. ‘wo sonst der alte Herr Oberist von Untzer wohnte, der nach Amerika verreist is.’ [4.] wo sonst etc: waar vroeger de oude heer O.v.U. woonde die naar Amerika is vertrokken (du.)