20 juli 1880
Brief van G.J.P. de la Valette aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 en 4 (½) beschreven. (M.M.)
Köningswinter Dinsdag 20/7 '80
Hoe hartelijk zijt ge, mijn beste Meester! Ge hebt mij eens ontmoet, ik sprak er van om u een bezoek te brengen en daar komen uw twee brieven, waarin ik uitgenoodigd word met vrouw en kinderen naar Geisenheim te trekken en bij u onze tenten op te slaan. Eerlijk gezegd, verwondert mij zoo'n voorstel van u niet. Maar die u minder goed kennen of begrijpen, dan ik meen te doen, zien verrast op. In onze kalme maatschappij is men zoo voortvarend niet als Havelaar. Mijn vrouw vatte niet goed, dat mevrouw D.D. en gij, zo mir nichts, dir nichts [1.] mir nichts etc.: zo maar, zonder omhaal (du.) een troepje heimathlose [2.] heimatlos: hier: buitenslands verkerend (du.) verlofgangers onder dak wildet nemen, zonder te weten, of ze u bij nadere kennismaking bevallen zouden, of de kleine kinderen u beiden geen grooten overlast zouden veroorzaken, enz... Toch vond ze het lief, zeer lief van u en voegt ze haar hartelijken dank bij den mijnen voor uw vriendelijk aanbod. Maar, tot onzen spijt kan van een gesamenlijk verhuizen nr Geisenh. vooreerst niets komen, omdat wij door een overeenkomst met onze Wirthin Frau Rieffel minstens tot 15 Augustus aan Köningswinter gebonden zijn. Wij hadden nl. vooruit logies besteld en de voorwaarden geregeld om binnen de grenzen onzer beurs te kunnen blijven en zijn er dan ook in geslaagd tegen een zeer matigen Pensionspreis terecht te komen, doch we hebben ons van onze zijde moeten verbinden om dan ook minstens een maand te blijven. Den 13n arriveerden wij en de termijn loopt, zooals gezegd tot den 15n Aug. Wat het verblijf voor mijn vrouw hier veraangenaamt, is dat mijn schoonouders, hoewel in een ander hôtel, ook hier terplaatse zijn en dat mijn, met haar oudere zuster gehuwde zwager (Mr. Vlielander Hein uit den haag) met de zijnen te Godesberg logeert, zoodat we bijna dagelijks en familie [3.] en familie: onder familieleden (fr.) zijn. -
Vooreerst kom ik u dus eens alleen opzoeken. Ge zijt in de zelfde betrekking als ik met verlof in Europa geweest en weet dus, dat men van zijn demi-paye [4.] demi-paye: halve salaris (fr.) bitter weinig doet. Overgelegd [5.] overgelegd: gespaard. had ik niets. We hebben ook geen slag van rijk worden. Alleen gaande, kan ik mijn reisje goedkoop inrichten. Maakten we te zamen den Ausflug, - mijn vrouw zou haar kleinen geen dag alleen willen laten - dan, enfin, bij u kan ik met zulke dingen voor den dag komen, dan gaan we buiten ons boekje. We moeten daarmede nog eenige weken wachten. Na medio Augustus vestigen wij ons misschien met der woon hier of daar in Duitschland, wellicht te Wiesbaden en dan doet de gansche bende een inval in Geisenheim, hoewel, houd 't ons ten goede, we dan... Nu, dat is van later zorg, ge wist alleen niet wat ge u op den hals haaldet, man, vrouw, twee kleine kinderen en een ‘Oostersche meid!’ Toute une caravane. [6.] toute une caravane: een hele optocht (fr.) -
Wat mij betreft, ook mijn plan was geweest, mijn intrek te nemen in het Geisenheimsche logement, wanneer ik eerstdaags overkom, maar ik neem uw uitnoodiging voor mij alleen gaarne aan; gul gedaan, gul aangenomen. Complimenten moeten u hinderen, niet waar? Uit uw tweeden brief, van gisteren, blijkt, dat ge mij wel wilt doen weten, wanneer ge weder vrij zijt [7.] Blijkbaar had Multatuli in een tweede brief zijn spontane uitnodiging weer ingetrokken tot na het vertrek van R.J.A. Kallenberg van den Bosch en echtgenote, woonachtig in (de buurt van) Breda.. Eerlijk gesproken, kom ik ook liever, wanneer uw Bredasche vrienden vertrokken zijn, daar het mij om uw beider gezelschap te doen is. Mag ik u dus verzoeken om een briefkaart met een enkel woord tijding? In elk geval vertrek ik van hier per spoor van 9.24 a/m, waarmede ik 11.10 te Niederlahnstein en, indien ik de verbinding tref, 1.23 te Geisenheim beland. Doe mij echter het genoegen, ook met het oog op het onzekere hiervan, mij niet aan het station op te wachten, wilt ge dat beloven? Het is zoo'n vervelende corvee, en ik weet nu mijn weg te vinden naar uw woning. Laten we dit dus voor afgesproken houden, totdat uw briefkaart mij komt melden, wanneer ge mij hebben kunt. -
Waarlijk, ik verlang naar dien tijd. Ik heb mij zoo lang moeten vergenoegen met u slechts uit uw werken te kennen. U van aangezicht tot aangezicht te zien, uw hand te drukken en met u eens te spreken over veel, dat in mij omgaat, het is een oude, lang gekoesterde wensch. Daar zijn zoovelen om mij heen, voor wie ik mijn gemoed achter slot moet houden. Toch geen kwade menschen, maar ach! Zoo bitter bekrompen en zwak!
Tot ziens dus. Nogmaals onzen dank en onze hartelijke groeten aan u beiden.
De uwe
G. Valette