25 februari 1880
Brief van Multatuli aan Titia van der Tuuk. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Winschoten, 25 febr 1880
(Woensdag avend laat) lieve Titia, heden hier aankomende, ontving ik je prettig hartelyk briefje (‘prettig’ voor my, bedoel ik) waarin je vraagt of en wanneer ik je zal komen zien? Ja, zeker! Het doet me genoegen dat je 't wenscht, en ik ben in 't zelfde geval, dat verzeker ik je. De reden dat ik nog niet te Deventer geweest ben, is tweeledig. 1o wachtte ik sedert lang dat Haspels (die geheel belangeloos alles voor me regelt) me zou meedeelen dat ik daar moest ‘optreden.’ Maar ik hoor er niets van, en denk nu dat hy die zeer flink m'n eer & fatsoen ophoudt, de deelneming flauw vond, en me niet wou blootstellen aan 'n slecht gevulde zaal. Ik vroeg er hem niet naar, daar ik eens-vooral hem carte blanche gaf, en zelfs niet door vragen invloed wil uitoefenen op z'n regelingen. Begrypen doe ik evenwel die veronderstelde flauwheid van Deventer niet. Ook van Zwol hoor ik niets, 'tgeen me minder vreemd voorkomt.
De tweede reden dat ik je nog niet gezien heb, is de stiptheid waarmee ik me houden wilde aan Saturdag en (of: ‘of’) Zondag. Als ik by je ben, zal ik je door 't voorleggen van m'n leesbeurtlystje toonen dat ik of niet, of niet dan haastig en vermoeid op die dagen by je hadt kunnen zyn. In die geestesrichting (nam. door te doctrinair (!) aan die dagen te hechten wachtte ik maar al op later, en zou ook misschien aanst. Zondag 29 hebben afgekeurd, maar je lief briefje brengt er me van terug. Ziehier:
23 feb | Maandag spreek ik te Assen |
24 feb | Dinsdag spreek ik te Groningen |
heden 25 feb | Woensdag spreek ik te Winschoten |
26 feb | Donderdag spreek ik te Leeuwarden |
27 feb | Vrydag spreek ik te Heerenveen |
28 feb | Saturdag spreek ik te Sneek |
29 feb | Zondag } vry |
1 Maart | Maand } vry |
2 Maart | Dinsdag } vry |
3 Maart | Woensdag spreek ik te sBosch |
4 Maart | Donderdag spreek ik te Breda |
5 Maart | Vrydag spreek ik te Zaltbommel |
Daarna 2 dagen vry en dan naar Noordholland, plus misschien eenige plaatsen die Haspels me later nog opgeeft. -
Kyk nu, zoo'n Zondag als die 29n zou ik (vóór je briefje) niet geschikt hebben gevonden. Ik moet dien dag eerst (pr boot of rytuig) van Sneek naar Akkrum, en dan pr spoor naar Deventer. De eenige sneltrein gaat van Akkrum 'smorgens vroeg, en dan kan ik onmogelyk van Sneek dáár zyn. Toch zal ik 't probeeren. In allen geval kom ik Zondag by je. Zie je, vroeger zou ik niet graag zoo vermoeid aangekomen zyn, en nog uitgesteld hebben.
(Denk eens aan den sliert van dan afgedane spreekbeurten, 6 maal achter een, met tusschenliggend reizen, logements verandering (natte beddelakens, 'n holl. specialiteit!) omnibussen, koetsiers, kellners, uit- en inpakken, o, 't is om duizelig te worden! De voordrachten-zelf worden byzaak!)
Nu, ik kom tòch zondag, meer of min afgevoordraagd of niet! Ook ik verlang zeer je te zien, lieve Titia. Ik zal logeeren in 't zelfde logement (was 't niet Demmers, Keizerskroon?) en van Akkrum telegrafeeren met welken trein ik kom. Overleg dan goed wat voor U 't best is, nl. of ik by U kom, dan of ge my bezoekt. En, liefkind, bega daarin geen dapperhedens! O, ik zal 't je wel beletten, door te zeggen dat je dit niet doen moogt om mynentwil. In je voorlaatsten behandel je (naar ik meen, die vraag 'n beetje verkeerd. Je moed en eergevoel is buiten kwestie. Het zou onverstandig zyn je te benadeelen. Ook ik ben niet bang, lief kind, waarlyk niet! Maar bespaar my de griefje schade berokkend te hebben. Als je om mynentwil (of om wat [1.] om wat: oorspr. stond er waarom. ook!) in verdriet of tegenspoed geraakt, wil ik je graag aannemen voor m'n kind, maar zoo'n verhouding als 't ware uittelokken, mag niet. Dus. meid, doe niets dan wat met Deventersche maniertjes en de eischen van je betrekking strookt. (Kyk me zoo'n wyzigheid eens aan!) -
Over den wortel spl later. 't Is 'n aardig studie-onderwerp. -
Ja, brieven van m'n vrouw kryg ik veel. Ik ben nu sedert 6 Januari van huis, en heb er 26. Ze zyn genummerd, om by m'n wisselend adres, zeker te zyn dàt er geen ontbreekt. Den 26n kreeg ik hier, gelyk met dien van jou. -
Van avend hier te Winschoten heb ik langer gesproken dan goed is. Van 8 tot 10¾, minus een kwartier pauze. Dit is inderdaad 'n fout. Ik ben dan ook moe. En morgen weer! En overmorgen. En Saterdag! Moê, zei ik, ja. Maar erger is 't dat het me verveelt. 't Wordt my te deunachtig. Ik verlang naar die drie vrye dagen.
Zondag alzoo zal je 't uur van m'n komst weten. Kom niet aan den trein. Dit heb ik liever niet, ook omdat ik zeker moê wezen zal, en behoefte voelen me wat te verfrissen of misschien te rusten. Als ik uit zoo 'n trein stap, vooral na 'snachts gehoest te hebben, ben ik ungeniessbar [2.] ungeniessbar: (in duitse schrijfletters) ongenietbaar (du.). Maar wèl zal 't my verheugen 'n briefje van U in 't Logement te vinden. Regel dan ons samenzyn naar Uw beredeneerd goedvinden. Mag en kan ik by U komen theedrinken? Zoo ja, hoe laat? Of is 't beter dat je by my komt.
Dag lief oprecht kind, ik groet u hartelyk.
je liefhebbende
Dek
't is by 12. M'n oogen vallen toe. En toch zal ik slecht rusten. O, dat afmattend hoesten! 't Begint zoodra ik me neerleg. Dag, kind! Ik zal je 't portret van ons aangenomen jongetje laten zien. 't Is 'n engel van 'n jongen die ons veel geluk geeft!