23 januari 1880
Brief van Multatuli aan J. van der Hoeven. Enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 2 (½) beschreven. (M.M.)
den Haag, 23 Januari 1880
Waarde Van der Hoeven!
Vergeef me dat ik U alweer lastig val met 'n verdrietelykheid. Heden sprak ik den heer Van Beest Holle die my meedeelde dat Eduard in 't bezit was van een hem ten-gebruike afgestaan horloge. Dit heeft hy by z'n vertrek uit den Haag niet teruggegeven, zooals fatsoenshalve z'n plicht ware geweest, vooral jegens personen die hem met zooveel welwillendheid behandeld hadden! Wilt gy de goedheid hebben, dit van hem terug te eischen? Het is 'n souvenir, en de eigenares (Mevr. v.d. Poel [1.] Mevr. v.d. Poel: mevrouw van de Poel was de dochter van Gerard (DuRy) van Beest Holle, oud-resident. Hij had zich het lot van Edu aangetrokken, toen deze berooid bij zijn tante, mevr. van Heeckeren tot Waliën-van Wijnbergen introk in de Anna Paulownastraat, enkele huizen bij de familie Holle vandaan. Van Beest Holle kende Multatuli uit Indië.) hecht er waarde aan. ‘Dáárom’ zei de heer V.B.H. ‘vraag ik er naar. Wat de meubels aangaat, dàt komt er niet op aan.’ Alzoo ook meubels, 'tgeen ik reeds uit ons laatst of voorlaatste gesprek kon opmaken!
Den indruk dien al deze dingen op my maken, kunt ge U voorstellen. Ik weet waarachtig niet wat ik met hem moet aanvangen. Elken dag, elk oogenblik verwacht ik nieuw schandaal! Hy is in 't zedelyke (door 'n hersenfout misschien) kleurenblind. Men kan by hem op niets rekenen!
Als ge my wilt antwoorden, is m'n adres tegen maandagavend:
D.D.
(Mult)
spreeklokaal
Arnhem
Hartelyk gegroet
tt
Dek