22 oktober 1879
Brief van F. Feringa aan Multatuli. Enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1 geheel beschreven. (M.M.)
Groningen 22 Oct '79
Amice! Gy vraagt of het K [1.] Korteweg, zie bij 13 oktober 1879. nooit gedrukt heeft ‘dat z'n vrouw zich medeplichtig maakte aan 't rondstrooien.. enz’. Hierop moet ik antwoorden dat het hem wel heeft gedrukt, en ik herinner my dat ze daarover wel vroeger nu en dan ruzie hadden. (Langzamerhand is de invloed van M Kruseman op Elise zwakker geworden). Of het nu aan zyn verliefdheid te wyten is geweest of aan zucht tot uitstellen, in afstellen overgaande, dat hy niet openlyk M. Kr. op haar plaats zette, of wel aan zekere onvatbaarheid zulke dingen goed te voelen - laat ik daar.
Dat is zeker: als hy eenmaal begreep - hy begreep gewoonlyk langzaam - dat hy voor verongelykten in de bres moest springen, dan deed hy het op vehemente wyze.-
Men zond my uit Utrecht dat stuk van Doedes [2.] J.A. Doedes (1817-1897), nederlands theoloog.; misschien was 't de hoogwyze zot zelf die de betr. courant zond. Wat 'n wysheid omtrent een woord, en dat by zulk een gelegenheid. Ik kreeg er juist denzelfen indruk van als gy. Dat betoogt heel professoraal dat K. geen goed onderlegd Boeddhist was. Zoo iets is dan ook alleropmerkelykst in een gewoon Nederlander. Op zulk een zeldzaamheid moet natl. gewezen worden.
t.à.v.
Feringa
Zeker vader deelde my eens mede dat zyn veelbelovende 16-jarige zoon een fout in myn Dem. [3.] Democratie en Wetenschap (1871). had gevonden. De gymnasiast ondervraagd bleek te hebben ontdekt dat er ‘een stipje op een i’ - letterlyk! - ontbrak. Die jongen zal wel Doedes II worden.