24 mei 1879
Brief van Multatuli aan J. van der Hoeven. Twee dubbele velletjes briefpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Wbaden, 24 Mei 1879
Waarde Van der Hoeven! Och, vergeef me dat ik U lastig val met 'n onaangename zaak. Lees eens inl. brief en nota!
Herhaaldelyk heb ik Eduard geld gegeven, en hem altyd gevraagd of hy nog achterstand had? Telkens verzekerde hy my op z'n woord van neen, en ik gaf hem dan ook steeds meer dan hy zeide noodig te hebben! Uit bygaand briefje blykt voor den 100n keer dat-i my alweer bedrogen heeft, en... 't zal weer de laatste keer niet zyn! Sedert jaren houden zulke dingen niet op. Het helpt niet of ik vriendelyk en hartelyk met hem spreek, of hem vergevingsgezind behandel - er is niets aan te doen. Oprechtheid en goede trouw schynen hem onmogelyk te zyn! Is 't niet treurig?
Wat nu te doen? In de eerste plaats, U waarschuwen. Hoe bitter 't my is, ik moet U verzekeren dat ge hem nooit vertrouwen kunt. Meen niet dat ik dat zaakje met die Juffr. in den Haag op-zichzelf beschouwd zoo erg vinden zou. Maar hy heeft me telkens verzekerd als ik hem geld gaf, dat het genoeg was, dat-i geen achterstand had, enz. Toch blykt er nu weer dat-i my bedrogen heeft. Honderdmaal waarschuwde ik hem gedurende de regeling van zyn toekomstig verblyf te Rotterdam: ‘toch vooral geen schulden te maken’ en dit beloofde hy, schoon er nu blykt dat-i op dat oogen-blik zelf, tegen zyn uitdrukkelyke verzekering in, reeds [1.] reeds: oorspr. stond er geen. schulden hàd! en misschien zyn er wel meer! [2.] De laatste zes woorden later toegevoegd.
Aan de billykheid der vordering van die vrouw, twyfel ik in 't minst niet. Ik kan niet meer opgeven hoeveel geld ik hem gedurende de laatste maanden verstrekt heb, doch alles by-een gerekend is 't nogal veel geweest, en in-allen-geval had hy daarvan ruim en breed zulke schuldjes kunnen afdoen, zooals hy dan ook altyd verzekerde te doen.
Ik moet U waarschuwen, daar ik U, by Uw goeden wil en opofferende hartelykheid, niet mag blootstellen aan de gevolgen zyner... insoliditeit, om geen erger woord te noemen.
Dat ik hem by m'n terugkomst in Holland, na al wat er reeds met hem gebeurd was, weer in genade heb aangenomen, was 'n fout! Want voor verbetering is hy niet vatbaar. Hy heeft voor z'n doen en laten geen ander motief dan 't naast voor de hand liggend (schynbaar) voordeel, en by 't beoordeelen van dat zgn. voordeel, is hy nog zeer dom ook. Het loopt in 't krankzinnige.
Wat nu te doen? Met het betalen van dat geld, is de zaak niet uit! Voor dergelyke vorderingen sta ik elken dag bloot! Sedert lang dacht ik er aan, publiek te annonceeren dat ik niet aansprakelyk voor hem ben, maar ge begrypt hoe ik hier tegen opzie. Hy had het sedert lang dubbel en dwars verdiend, maar voor myzelf is 't nadeelig.
Als ik nu dat mensch in den Haag betaal, is er geen eind aan! Dan rekent hy er op, en ik ben geen dag zeker voor reklamatien. Z'n taktiek schynt te zyn, op myn naam te spekuleeren, wel wetende dat het me veel kosten zou hem publiek te désavoueeren. -
Dat ik U deze zaak voorloopig mededeel, is niet omdat ik U 'n eigenlyk-gezegd verzoek of voorstel te doen heb, maar omdat ik voel dat ge het weten moet. Wat ik doen moet, weet ik waarachtig niet! Ik verklaar U ronduit dat ik, als ik nu de handen niet van hem aftrek, dit niet laat uit zachtheid of uit medelyden, of in de hoop dat er beterschap te wachten is. Neen! Maar dan loopt hy voor m'n schande rond! Toch moet ik aan ernstige maatregelen denken (en dit moogt ge hem gerust zeggen!) daar 't wat erg is dat ik, na reeds zóóveel door zijn schuld te hebben geleden, m'n laatste levensjaren moet verbitterd zien door zoo'n slechte jongen. Ja, zeg hem dit asjeblieft, en help hem, wat ik U bidden mag, niet met geld! By m'n vertrek heb ik hem 260 gl. gegeven, na herhaaldelyk hem ruim in-staat gesteld te hebben in den Haag alles aantezuiveren. Die 260 gl. waren voor 'n kleermakers-rekening (131) voor onderhoud Mei (60 gl) en diverse kleinigheden.
Wilt ge zoo goed zyn, eens ernstig met hem te spreken, goed! En zeg hem ronduit dat ik er na deze nieuwe leugen, ernstig aan denk m'n handen van hem aftetrekken, daar het toch maar boter aan de galg is.
Beschuldig me niet van hardvochtigheid. Bedenk dat ik aldus oordeelen moet na jaren bittere ondervinding. Voor aandoening ten-gevolge van liefderyke behandeling is-i niet vatbaar. Nog nooit heb ik 't minste blyk van dankbaarheid in hem opgemerkt, nooit! Ik bedoel nu niet alleen jegens my, maar jegens wien ook. Hy kent dat gevoel niet. Er bestaat slechts één excuus, dit: dat-i in zekeren zin krankzinnig is.
Adieu, beste kerel, ik ben zeer verdrietig, en 't is niet voor 't eerst om dezelfde reden!
tt
Dek
de boeken zyn nog niet aangekomen. Maar dat gaat altyd zoo langzaam. Ik ben er niet ongerust over.