10 januari 1879
Brief van Multatuli aan P.H. Saaymans Vader in de vorm van een onderschrift bij de vorige brief (M.M.)
10 Januari 79
WEDGeb Heer.
Zoo-even verneem ik dat er voorloopig in de behoeften van die arme luidjes [1.] Van die arme luidjes: oorspr. stond er der beide arme mensen. te Bladel ruim voorzien is, althans voorloopig. Ik ben daarom [2.] althans voorlopig. Ik ben daarom: oorspr. stond er Ik ben. zoo vry UWEDG. te verzoeken het hun betreffend voorstel in myn schryven van gister, als vervallen te beschouwen. Met hoogachting heb ik de eer te zyn
UWEDGebDWDr
Bede voor twee stokoude, arme blinden. [3.] Afschrift door Mimi van bovenbedoeld kranteknipsel.
Bewogen met het lot van twee zeer deerniswaardige medemenschen van voorbeeldig levensgedrag, voel ik mij gedrongen een beroep te doen op de weldadigheid van meer bevoorrechten. De een, een man, 86 jaren oud, van den R.C. Godsdienst, kan door toenemende blindheid (vroeger was hij Kleermaker) volstrekt niets meer verdienen; hij woont geheel alleen in eene hoogst armoedige en tochtige leemen hut, en is door enkele liefdegaven en karige toelagen van het Armbestuur der Burgerlijke Gemeente voor hongerdood bewaard. Hij onderwerpt zich zoolang hij kan aan allerlei ontbering en lijden, om zoo ver mogelijk het tijdstip te verschuiven zijner publieke uitbesteding door het algemeen armbestuur. Dat zulk eene uitbesteding een schrikbeeld is, dat zoo menigen arme, soms jaren te voren, kwelt, wordt verklaard uit het lot o.a. van een 86 jarige, insgelijks R.C. vrouw, die geheel blind door een burgerlijk armbestuur (op die manier ten platten lande alhier, maar ik hoor, algemeen in zwang) aan den laagsten bieder voor de som van f 52 's jaars is uitbesteed, onder beding, dat zij moet arbeiden zooveel en zoolang zij kan. Wien gaat geene rilling door de leden bij de gedachte dat die vrouw o.a. zelfs in het guurste jaargetijde naar buiten wordt gedreven om op de drassige akkers (terwijl zij nauwelyks met eenige lompen gedekt is) neergezonken op 't gevoel af beestenvoeder te verzamelen, of, als dit door de sneeuw onmogelijk is, met hare stramme handen den dorschvlegel te roeren.
Van vertrouwbare zijde werd mij dezer dagen verklaard hoe het mogelijk is deze vrouw voor f52 's jaars te voeden en nog winst van haar te trekken, maar over die hartverscheurende werkelijkheid hang ik liever een sluier.
Wie helpt mij het lot dezer blinden eenigermate verzachten, door mij b.v. in staat te stellen om het verplegingsgeld, dat de burgelijke gemeenten kunnen of willen bijdragen te verhoogen tot eene som, toereikend om dien armen ouden geschikte Kosthuizen te bezorgen, waar zij behoorlijk worden verpleegd. Het zal, op hun leeftijd, waarschijnlijk maar voor korten tijd noodig zijn; in dat geval verbind ik mij de geschonken gelden terug te geven of ze voor andere lotgenoten te besteden.
Ook een kleine gift zal met grooten dank worden ontvangen en verantwoord, terwijl ik nadere inlichtingen, die belangstellende menschenvrienden mochten verlangen, gaarne geven wil.
E.J.T. van Dissel
Predikant van Bladel en Hapert e.a.
Bladel (Noord-Brabant), 2de Kerstdag 1878.