*15 december 1876
Brief van Multatuli aan S.E.W. Roorda van Eysinga. (RvE blz. 306-309).
Wb. 15 Dec. 1876.
Beste Roorda! Neem me asjeblieft niet kwalyk dat ik je weinig schryf. Uw hartelykheid en trouw verdienden beter. En ook uw brieven. Nu die van eergister weer! Maar ik ben inderdaad niet wel, en daarom antwoord ik nu niet op veel wat antwoord verdiende. Dat ik u nu schryf, is om u een karakteristiek nieuwtje meetedeelen. Althans zoo komt het me voor.
Zekere A. Buys heeft 'n boek geschreven waarin hy me vreeselyk uitscheldt. Hy zegt dat-i nog 22 deelen zal laten volgen. Cela promet! [1.] Cela promet: dat belooft wat (fr.)
Dat uitschelden trek ik me volstrekt niet aan. Jazelfs 't is me aangenaam. Hy pryst v. Vloten, en dit zal v. Vloten onaangenaam zyn. Ziehier waarom.
Voor vele jaren (1862?) kreeg ik, te Amstm. zynde, 'n briefje van dien A. Buys, waarin hy me z'n wanhopigen toestand schetste (miskend genie, of zoo-iets). Hy woonde met (2 of 3) zusters op 'n buitenweg by Amsterdam. Hy verzocht me hem te komen zien Dit deed ik, en bleef er 'n minuut of tien. Hy beviel me persoonlyk niet, maar z'n schryvery was niet zonder (gewoon) talent. Voor 'n krantenredacteur en vertaler kon-i best gebruikt worden. Geld had ik niet, dus daarmee kon ik hem niet helpen. Maar wel dacht ik er over hem wat vooruit te helpen door voorspraak by uitgevers of zoo iets. Eens schreef hy 'n brochure tegen Vryen Arbeid die zeer goed was. Gedurig kreeg ik brieven van hem, waarop ik nu en dan antwoordde, altyd met welwillendheid, zonder dat het me evenwel ooit gelukte hem 'n wezenlyken dienst te doen. Verplichting heeft-i dus niet aan my. M'n wèlwillendheid hield ik er voor m'n eigen pleizier op na. Ik zet dit op den voorgrond, om u niet te doen denken dat de zaak die nu volgt, gekompliceerd is met ondankbaarheid. Ze is vuil genoeg, zònder dat. Bovendien, ik houd niet van dankbaarheid. Dit alleen: ik heb den man geen kwaad gedaan, en goed willen doen, doch niets verricht. Ja, tòch. 't Was 'n goedigheid dat ik z'n soms vervelende brieven beantwoordde.
Soms vervelend, ja! Maar (ik geloof in '70) ontving ik 'n brief van hem waarin de verveling overging in 'n anderen indruk. Er was iets je ne sais quoi [2.] je ne sais quoi: ik weet niet wat (fr.) in, iets zoeterigs, iets... hoe zal ik zeggen! Hy noemde my, dien-i ééns, tien minuten gezien had, en 'n meer dan volwassen man... by m'n voornaam. Ik was toen in den Haag, en zei tot m'n vrouw: 't is raar, ik voel: viesheid van dien man. Ik antwoordde niet. Herhaaldelyk ontving ik daarna brieven van hem, die ik ongeopend liggen liet.
Lang daarna vernam ik van iemand die hem te Utrecht [3.] Utrecht: utrechtenaar is 'n bedekte term voor homosexueel. ('n omineusen naam!) gekend had, dat m'n indruk konform de opinie was van z'n omgeving in die stad. Men zei me dat-i daar als s. [4.] s: sodomiet. bekend stond! Dit kan laster zyn, o ja. Maar ik had de opinie van anderen niet noodig, z'n schryvery zelf rook vies en daarmee uit. Ik was dus verantwoord dat ik hem links liet liggen! Als ik eens wel ben zal ik ook de ongeopende brieven... Och neen, dat hoeft niet. Als donnée tot menschenstudie heb ik genoeg aan 't weinige dat ik u navertelde, en... z'n boek!
Want, al wist ik van niets, in dat boek zie ik de zaak.
Meen niet dat ik dit alles vertel omdat ik me de scheldwoorden aantrek die hy me naar 't hoofd gooit. (Ik ben 'n st...vlieg - de puntjes zyn van hèm - 'n drekvlieg - zonder puntjes - 'n burger mannetje! Dit laatste is waar, schoon in anderen zin dan hy bedoelt. O ik word vreeselyk uitgescholden!) Neen, dat boek hindert me niets. De auteur heeft de oprechtheid er in te verklaren ‘dat ik hem behandeld’ heb ‘met yskoude onverschilligheid.’ (Een testimonium [5.] testimonium: getuigenis (lat.) van goed gedrag, dunkt me). Vroeger had-i voor my... Je raadt het nooit! Ik citeer: ‘een amor complacentiae (liefde des welbehagens)’ nu slechts (na die yskoude onverschilligheid zeker) ‘een amor benevolentiae (liefde van of uit welwillendheid.)’
Die benevolentie zal wel christelyk zyn, want hy scheldt me heel christelyk uit. Best!
Hoe dit zy, er is amor in, en wéér amor, en ik was en blyf verstokt genoeg om niet van z'n amor gediend te zyn. Wat hy met z'n amor bedoelt, blykt uit véél plaatsen in z'n boek. Er staat, in 't oogvallend gedrukt, over David en Jonathan sprekende: ‘Uw liefde is my aangenamer dan vrouwenliefde.’ En meer van dien aard, nog sprekender! Misschien is de laatst aangehaalde zinsnede niet letterlyk. Het andere van die amor wèl. Ik heb het boek niet thuis.
Al wat ik u nu vertelde, is maar inleiding tot het nieuwtje dat ik u vertellen wou. Ziehier:
Om dàt boek (tegen my?) in de wereld te krygen, heeft Prins Hendrik hem geld gegeven!
Vindje dàt niet karakteristiek?
Ik zeg niet dat Prins Hendrik vuile relatiën met den vent heeft. Integendeel! Ongetwyfeld niet! Juist dan immers zou hy zich niet zoo onnoozel met hem geafficheerd hebben! Prins Hendrik moet door z'n omgeving bedrogen zyn!
Zóó antwoordt de hofkliek op Vorstenschool! Ziedaar 'n staatkunstknutselarytje à la van Huisde!
Van Huisde gebruikte Puf om z'n vrindje van Weert overeind te houden. Om my te doen vallen, stuurt men 'n s. op me af!
Nogeens, 't boek schaadt me niet! Volstrekt niet! Ik spreek niet van effekt, maar van doel. Dat ze 't dom aanleggen, is nu 'n byzaak waarvoor ik dankbaar ben. Ik vraag u of m'n verachting voor zekere klieken in onze maatschappy al of niet gegrond is?
Het verschynen van dat boek doet my genoegen. Het rechtvaardigt m'n toon. Of we in deze zaak hebben acht te slaan op verwantschap (?) tusschen den Otterloo die den invloed van m'n werken ‘vuil’ noemde [6.] Zie bij 18 maart 1876., en Otterloo die secretaris van Prins Hendrik is, weet ik niet. Oordeel maar niet voor je 't boek hebt. 't Is 'n curiositeit!
Mieske zal je schryven en 'n bloemlezing zenden. Een groet aan je kleine vrouwtje en de lieve kinderen.
Uw vriend
D.D.