9 december 1876
Brief van Multatuli aan J.N. van Hall. Drie dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Wiesbaden 9 Decr 1876
Waarde Van Hall! Eergister ontving ik uw ‘V.v.C.’ [1.] V.v.C.: ‘Viool van Cremona’, toneelstuk van François Coppée (1842-1908), frans dichter en toneelschrijver. Het gold hier de aan M. toegezonden vertaling door J.N. van Hall. en den avend zelf van dien dag las m'n vrouw my 't stuk voor. In de eerste plaats hartelyk dank voor de toezending! En 'n woordje over 't stuk en uw vertaling, niet waar?
Ik kende Coppée niet. Als ik in staat was alles optesommen, waarvan men 'n zeker recht hebben zou de kennis by my te veronderstellen, terwyl die toch in werkelykheid niet aanwezig is, zou ik 'n lange lyst moeten maken. Is 't barbaarsch van me dat ik Coppée's naam niet kende voor ik hem in den Spectator van 2 dezer en in Uw brief van 29 Novr las! In dien Spectator wordt-i door Holda [2.] Holda: pseudoniem van Mevr. mr. A.J. Clant van der Mijll-Piepers (1842-1910), zie bij 28 maart 1877. geprezen. Ter staving van haar lof haalt ze twee koupletten aan, die ik gedeeltelyk ordinair fransch verzenmakerig (style: rose-éclose) vind, en gedeeltelyk stellig-leelyk vind. (Als ge wilt, zal ik dit oordeel rechtvaardigen, maar 't zal niet noodig wezen. De goede Holda is in de war, en bezig zich te verletterkunderen)
Maar gy preest Coppée's Luthier en aan uw oordeel hecht ik veel waarde.
(Choor. V. Hall prees Vorstenschool!
(Ik: Holda ook, o zeer! Maar v.H. begon z'n prettige kritiek met: ‘wie denkt overwint! Dat noem ik uit 'n anderen sleutel zingen, dan liefigheidjes pryzen!)
Hoe dit zy, ik was zeer benieuwd naar 't stuk. Ge zegt: ‘het trok my aan door zyn fynen vorm.’ Bedoelt ge [3.] Bedoelt ge: oorspr. stond er Meent ge. niet door z'n fyne donnée? Haal uit deze vraag toch asjebl. de slotsom niet dat ik 'n vriendschappelyk briefje behandel als 'n staatsstuk, en alsof ik u wou ‘vatten’ op 'n woord. (Waar bleef ik dan die me zoo dikwyls slordig uitdruk, en veel consideratie noodig heb, ik die me voor die consideratie uitdrukkelyk aanbeveel?)
Neen, ik maak hier de onderscheiding om tot juistheid van inzicht te geraken, en omdat ik inderdaad de donnée van 't stuk zoo fyn vind. Als we dit eens zyn, vloeit er byna uit voort dat de vorm hier weinig te beteekenen heeft [4.] Deze zin is vanaf ‘Vloeit er’ doorgestreept.. Onjuist gezegd. Bedoel ik hier dat de vorm in zoo'n geval er niet op aankomt? Neen. Dat de verdiensten van Coppée's vorm wegzinkt by de hoofdverdienste van z'n (fyn?) gegeven? Neen. Dat C's vorm niet op de hoogte van z'n donnée is? Ja, of iets als ja! Hoe zal ik precies formuleeren? Ge hebt recht op duidelykheid. Nu, ik ben nog niet gereed. Ik bluf niet als ik zeg dat ik langzaam denk. (Ik zie nl. in dat er in zoo'n betuiging bluf liggen kan, iets als: langzaam maar dàn is 't ook best! Godbewaarme! Neen, ik ben teutig, teuterig, hoe noem je 't)
Voorloopig dit: het komt me voor dat er van Coppee's gegeven iets schooners ware te maken geweest. Weinigen zullen my toestemmen dat Taddeo en Giannina beter [5.] beter: oorspr. stond er fyner. geteekend zyn dan de hoofdpersoon. Taddeo in z'n burleske eigenaardigheid, Giannina in haar beminnelyke oprechtheid. Dit wil m.a.w. zeggen dat filippo minder goed geteekend is dan men had mogen verwachten. Ja, dit geloof ik. En ook geloof ik de oorzaak dezer fout (als 't 'n fout is) te kennen. Hoofdmoment [6.] Hoofdmoment: oorspr. stond er hoofdzaak. van die rol en van 't heele stuk is zyn edelmoedigheid. Deze blykt uit z'n handeling. Best. Maar... hy moet spreken ook. Een zwygende, doch even als hy handelende, filippo zou hooger staan, doch de auteur moet hem offeren aan den eisch van 't vak. Coppée kon hem niet 't werkwoord: ik ben edelmoedig, gy zyt e. hy is e. Laat ons e zyn!’ te konjugeeren geven. Er was dus 'n vulsel noodig. Dit vulsel leverde: ‘de kunst!’
(Hebt ge Cremer's [7.] J.J. Cremer (1827-1880), auteur van romans, toneelstukken en befaamde novellen. Boer en Edelman gelezen of zien spelen? Ik heb dat ongeluk gehad. Nog hoor ik Mevr. Kleine [8.] Mevr. M.J. Kleine-Gartman (1818-1885), zeer bekend tragédienne. die voor'n jong kunstziek studentje speelde haar: ‘de Khùnst, de Khùnst!’ moduleeren. Ik werd misselyk.
Hoe u begrypelyk te maken wàt me zoo hindert in zekere soort van ‘de’-kunstopvyzeling? Lees ‘Boer en Edelman’ dan zult ge my begrypen. Die jonge student moest jura studeeren, en verwaarloosde z'n studien om in 'n tuinhuisje poppetjes van klei te maken. Dàt was ‘de’ Khùnst, de Khùnst!’ Ik neem 't Cremer niet kwalyk. 't Zal ieder zoo gaan, die ‘de’ Kunst als 'n apart godheidje wil voorstellen, dat op 'n zeker oogenblik uit de machina heet te voorschyn te treden. Maar by Cremer lag 't aan de donnée. De heele triumf van 't schoone en goede dacht-i te halen uit het moeielyk veroverd verlof van papa om naar Italie te gaan! 't Was wat veel gevergd van de roeringsvatbaarheid van 't publiek, dat men verrukt wezen zou over zoo'n uitslag! Valsche stellingen leiden altyd tot valsche slotsommen. De harmonie is hersteld, de deugd beloond, het goede bevoordeeld als 'n jongetje dat by z'n examens droop, naar Italie mag gaan om... ja, om wàt? Om poppetjes van klei te maken?
Ik weet wel dat ik hier chargeer. Maar haal gy er maar uit wat ik bedoel.)-
Nu dan Coppée had 'n topic noodig om z'n held letterlyk: (ik bedoel geen scherpte) aan den praat te houden. En daartoe praatjes over kunst die juist uit den aard der zaak onartistiek zyn. Filippo spreekt als 'n leek, en dit kan niet anders. (E.g. [9.] E.g.: exempli gratia, bij voorbeeld (lat.) De vergelyking van viooltoon by nachtegaalslag. Dit is foutief als ‘zilte baren’ of ‘pekelnat’ in den mond van 'n zeeman. &c. Breid gyzelf maar uit. S.V.P.)
Eén fout (m.i. altyd) heeft Coppée met de meeste schryvers, zoo niet met allen, gemeen, is dat de in z'n stuk voorkomende ‘liefde’ wat meer motiveering noodig had. Ik wil Giannina op haar woord gelooven als ze zegt Sandro te beminnen, maar ik weet waarachtig niet waarom. In al die stukken is de liefde iets als 'n kwaal die de menschen zoo maar opeens onder de leden krygen, en ik hoor tusschen de regels altyd 'n soort van excuus aan den toeschouwer: ja, gut, menschen, wat zal ik anders doen, ik sta nu eenmaal als z'n minnares (of haar minnaar) op 't personenlystje. De auteur heeft het zoo gewild’ Of: ‘ja, ik bèn nu eenmaal de jeune premier’ (of ‘première!’)
Dat Coppée in zoo'n beknopt stuk deze sleurfout niet geheel vermyden kon, spreekt vanzelf, maar... ze leidt hier tot 'n essentieelen lapsus [10.] Lapsus: fout (lat.). ‘Men’ is (tragisch) bevredigd met het noodlot van filippo, maar niet met den wurmstekigen triumf van Sandro, never mind him, niet met het afspelen van de lieve Giannina! (Sans comparaison [11.] Sans comparaison: zonder te willen vergelijken (fr.) met het lieve stukje van Coppée, in m'n onnoozele Bruid daarboven laat ik m'n held 'n gelyke fout maken. Holm wil uit edelmoedigheid z'n bruid aan 'n deugniet geven! Prettig voor die bruid!)-
Nog eens ‘de Khùnst’ als noodzakelyk aanvulsel van de rol [12.] van de rol: oorspr. stond er voor de rol.: filippo. Het is 'n dwaling te meenen (m.i! altyd) dat artisten van beroep zoo hoog met kunst loopen. In den regel zyn ze de ergste filisters. Maar Coppée hoeft den regel niet te volgen? Hy mag 'n uitzondering schetsen? O ja, mits die niet inloope tegen de natuur der dingen. De opmerking dàt kunstenaars van beroep dikwijls zóó & zóó zyn, beteekent niets, dit geef ik toe. Maar ik beweer dat er 'n logische reden voor deze eigenaardigheid is, welker algemeene strekking niet uit het oog kan [13.] kan: oorspr. stond er mag. verloren worden zonder 'n ongerymdheid te veroorzaken. Toevallig levert Coppée in z'n stuk (alsof i 't er om gedaan had) 'n voorbeeld van deze waarheid, al is 't dan geen bewys. (Als ik gelyk heb, zult gy de bewyzen wel zelf vinden.) filippo is, om den eisch van 't stuk, hoofdzakelyk vioolmaker. De pogingen van den auteur om hem over dàt vak te laten dithyrambiseeren vallen in 't water. Het maken van 'n viool is en blyft ambacht. Vruchteloos tracht Coppée... o, hy smokkelt! Kyk, hy koketteert by toeschouwer en lezer met de klanken: ‘Cremona’ ‘Stradivarius’ ‘Amati’ en gebruikt de verrukking die deze woorden by hedendaagsche kunstkenners en... kunstkoopers te weeg brengen, om de aandoeningen en 't heele gemoed van filippo te kleuren. C'est trîcher! [14.] C'est tricher: dat is oplichterij (fr.) Dit heeft er iets van alsof men 'n romeinsch soldaat deelen liet in de vervoering van den archaeloog die 1800 jaar na hem 'n stuk van z'n zwaard vinden zal. Hyzelf poëtizeerde dat stuk yzer niet! De stellige waarde van den arbeid der meesters in dat vak, laat ik daar. 't Spreekt vanzelf dat de viool van den een beter was dan die van den ander, maar nooit kon in filippo's oog, z'n ambachtelyk werk een zoo dichterlyke kleur dragen als de auteur om den eisch van 't stuk daarin gelieft te leggen. Dit blykt dan ook uit de analyse waartoe hy zich wel 'n beetje verplicht rekent. De zaak komt neêr op 't ontdekken van 'n zeker vernis! Heel pleizierig zeker voor den werkman wien zoo'n fortuintje te beurt valt, maar juist weer 'n bewys dat-i werkman is. Welnu, ook zóó-iets kan ons in gloed brengen. Ik weet het by ondervinding, en verheug me dikwyls hartelyk met minder dan dat! Maar dit is de vraag niet. Ik vraag of zoo'n dagelyksch fortuintje de electrische vonk kan leveren die den ‘Kunstenaar’ bezielen moet, en die i.c. [15.] i.c.: in casu, in dit geval (lat.) van één gehalte behoort te zyn met de hoofdeigenschap die filippo vertoonbaar maakt, met z'n edelmoe-digheid. Al wat hem in dit opzicht als ‘Kunstenaar’ behoort te kenmerken staat niet hooger dan 't uitvinden van 'n nieuw soort schoensmeer.-
Ik schryf haastig en slordig. Wilt ge lezen wat ik bedoel en niet juist alles wat er staat?-
Uw vertaling? Er behoorde moed toe! Ik geloof dat niemand het u verbeteren zal. 't Is 'n zeer moeielyk werk. Gy zelf zegt dat ge hier-en-daar stroef waart, en klaagt over eenige aanvulsels (die zullen in 't oorspronkelyke zeker niet ontbreken!) Nu, ik heb weinig stroefheden gevonden. Een paar toch. Over 't geheel vind ik Alexandrynen [16.] Alexandrynen: oorspr. stond er onze Alexandrynen. niet behagelyk. 't Is me onmogelyk 'n fransche ‘classique’ anders te lezen dan om kritiek te maken. Voor genoegen nooit. Altyd hindert my de ‘facture’ [17.] facture: maakwerk (fr.)-
Het zou me zeer leed doen als 't stuk niet gespeeld werd. Er zyn zeer veel fyne passages in, en by goed instudeeren zouden de vertooners groote eer met hun rollen inleggen. Als maar 't vioolspel van filippo geen beletsel is voor de opvoering!-
Hm, òf ik u reken onder de weinigen die lezen kunnen! Uw opmerking daarover is ondeugend. Och, ik had u veel meer willen schryven, maar 't wordt donker en als ik dezen liggen laat, lees ik over en verscheur hem. Dit weet ik zeker. Wees hartelyk gegroet van
tt
DD
Nou, ge hadt wel 'n vrindelyk woordje in uw boekje mogen zetten!
Er is 'n boek uitgekoomen van zekeren A. Buys die door prins Hendrik gesteund wordt. Hy scheldt my uit pis que pendre! [18.] pis que pendre: erger dan hangen (fr.) Het heele werk (één deel nog maar, doch er zullen 21 of 22 deelen volgen, zegt-i) is 'n kuriositeit. Nou, ik dacht dat ik verwaand was, maar ik stryk de vlag.
6, 8 jaar geleden was ik met dien Buys in briefwisseling. Hy had zich tot my gewend als 'n miskend genie, en in weerwil van 't nu verschenen zotte boek erken ik dat-i talent heeft. Maar z'n brieven bevielen my niet en sedert 6 (?) jaar antwoordde ik hem niet, ofschoon-i my telkens schreef. Zelfs las ik z'n laatste brieven niet. Daarover schynt-i boos. Hy zegt dat ik hem met ‘yskoude onverschilligheid heb behandeld’ Precies, et pour cause! [19.] et pour cause: en met reden (fr.) Nu scheldt hy me vreeselyk uit. Ik ben een ‘drekvlieg’ en... 'n ‘burgermannetje’. En ik die altyd beweerde dat m'n vader markies was! Prins Hendrik schynt geld te veel te hebben. Of was dat uitschelden de conditie van z'n hulp?