Vermoedelijk 8 juli 1876
Brief van Multatuli aan P.A. Tiele. Dubbel en enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Wiesbaden Juli 1876
Waarde Tiele, als ik mag aannemen dat ge eenig belang stelt in m'n brieven dat moet ik gelooven dat ge gister & eergister hebt uitgezien naar 't vervolg op m'n schryven van 'n paar dagen geleden. M'n plan was dienzelfden dag nog uw beide laatstontv. brieven te beantwoorden, maar jawel! Altyd wàt! De post brengt me gewoonlyk meer dan ik behoorlyk verslikken kan. Sedert lang reeds begon er in m'n positie iets eigenaardigs te komen dat ik niet recht weet thuistebrengen. Ieder schryft me, en... over alles! Dat is overdreven en omdat ik zoo waár mogelyk wil wezen: velen schryven my en over... zeer veel! Kyk, zóó is het! Een lystje van onafgedane stukken zou kurieus wezen, maar ik zal er niet aan beginnen. Toch iets er van: verzen en 'n drama ter beoordeeling. [1.] Zie brief aan J.H. van Offel van 20 juni 1876. Dat is om te rillen. Nu onder 't onafgedane hooren die verzen niet, want ik schreef den auteur dat hy beter deed zich bezig te houden met iets degelyks. Dit zou ik geschreven hebben al waren de verzen goed geweest, maar 't ding dat men my ter beoordeeling zendt is waarachtig miserable. Er ligt iets beleedigends in, me met zoo'n prul aantekomen, en om de maat voltemeten teekent zich de man (of jongen?) ‘Uw geestverwant.’ Bèn ik dan al suf? Of: is 't dan al van zoo algemeene onweersproken bekendheid dat ik suf ben? Hebt gy, o booze kerel, misschien publiciteit gegeven aan m'n battaksche ouwemannenverzuchting? Dàn... wacht ik nog meer geestverwantige verzen, helaas! En... 'n drama! ‘Historisch.’ Ik ken den schryver, en weet dat hy 'n beste goeie kerel is. Zonder z'n boekjen opentesnyden, bladerde ik 't door, en zag terstond dat m'n oordeel ongunstig wezen moest. Eer ik m'n vouwbeen nam schreef ik den auteur dat ik nièt van historische dramaas hield, en dat hy dus, àls ik z'n werk afkeurde, dat kon toeschryven aan m'n vreemden smaak op dit punt. Sedert 10 dagen ligt nu dat stuk daar, en ik heb den moed niet den schryver (die zich zéér veel van z'n werk voorstelt!) harde waarheden te zeggen.
Graaf Rehbinder (geen pseudoniem gelyk een recensent in de Vad. Lett. Oeff. gist) de heer Rehbinder [2.] Nicolai Graaf Rehbinder, auteur van Jezus van Nazareth, treurspel in vijf bedrijven. (Uit het Hoogd. vertaald door K. van der Zijde. Sneek 1877). dan (en niet Rehberg, zooals Dr Vos hem verdoopt in den Gids) nu ook hy vraagt m'n oordeel over z'n ‘Jezus van Nazareth’ welk stuk ik U hierby doe geworden. Die taak neem ik met minder weerzin op me, omdat ik hoop veel te kunnen pryzen, of iets toch. Maar daarover wil ik nu niet spreken, ik wou je vertellen hoe druk ik 't heb met de ‘eigenaardigheid van m'n positie.’ Ik kon u dozynen histories meedeelen die me allen meer of min in Anspruch [3.] Anspruch: beslag (du.) in duitse schrijfletters. nemen. En de zoogd letterkundige zyn de ergsten niet. Velen zien me voor 'n soort biechtvader aan. Dit is vereerend, maar lastig. Zoodra ik op 't punt sta toe te geven in verwaandheid (of wel dat punt al lang gepasseerd ben, dus te laat, helaas!) komt me dan de post 'n nieuwe expectoratie van V. Vloten brengen (zie o.a. z'n No II van 't stuk tegen Jonckbloet [4.] Aflevering 2 van J. van Vloten, Jonckbloet's zoogenaamde geschiedenis der Nederlandsche letterkunde was op 4 juli verschenen., waarin deze en Loffelt, en Vosmaer en iedereen en ik 't onze krygen. (misschien moest ik zeggen: 't zyne, 't V Vlotensche). Dus géén verwaandheid, of 'n beetje minder verwaandheid, of heerejezis ik speel liever met m'n kanarie. 't Beestje is snoepig, en dit is meer dan men van V. Vloten zeggen kan. Gelezen heb ik z'n aanvallen nog niet, maar ik ving den geur op. Dan volgt er iets van Admiraal in Den Nederland, en m'n verwaandheid neemt weer toe. Dan herinner ik me een mededeeling van uw broêr (die precies klopt met andere symptomen) omtrent de verregaande minachting waarmee de ‘geleerde wereld’ op me neerziet... nu, dit verwondert me niks! Maar 't werkt alweer storend op 't toenemen van m'n verwaandheid.-
Kort gezegd, ik kan m'n aandoeningen niet op. Met V.D. Linde had ik 'n historie, te lang om te vertellen. (Hy is nu hier gelyk ge weet, maar ik wil hem niet zien, en hy my niet.) En nu die aardige zaak met Korteweg. Weet ge 't nog niet? Korteweg is - was - leeraar in de Wiskunde aan de Mil. Akad. te Breda, en werd ontslagen omdat ‘z'n denkbeelden [5.] omdat z'n denkbeelden: oorspr. stond er omdat hy. te ontwikkeld waren, en hy te ver geavanceerd was in z'n meeningen over sociale toestanden.’
(De onderhaalde woorden zyn letterlyk aldus gebezigd. K heeft de stukken laten drukken. De generaal Von Willes komt me voor, 'n loyaal man te zyn, en dit zegt ook m'n vrouw die hem gekend heeft. Ik begryp de mogelykheid dat-i in deze zaak z'n plicht deed. Er staat: ‘te ontwikkeld’ & ‘te geavanceerd’ voor iemand die les geeft aan toekomstige officieren.’ Dit kan gegrond zyn. Schoon noem ik 't dat hy K. niet zwart maakt of belastert. Hy geeft hem als mensch en onderwyzer in de wiskunde alle eer. K. mag van geluk spreken. Myn ondervinding is anders! K. die nog jong is, zal 'n heel verkeerd denkbeeld van 't leven krygen, want de V. Willessen zyn zeldaam!)
Nu dan, ik denk Korteweg hier te zien. Dat-i 'n beste brave kerel is, weet ik.-
En, dezer dagen had ik ànder bezoek! Zoodat ik maar zeggen wil dat er nooit iets komen zou van 't beantwoorden Uwer brieven, als ik nu niet begon. En als ik wèl begin, is 't de vraag of ik ooit klaar kom! Ja, want nu moet ik weer ophouden om te baden. Ik stik!
Weer niet af, niet half af, niet begonnen! Dus alleen 'n groetje vandaag!
Wat zyn Uw brieven netjes en geacheveerd! Och, laat de mynen toch nooit aan 'n ‘geleerde’ zien! Ei, wat is dat toch eigenlyk voor 'n ding? Gy zelf levert meer en werkt beter dan zéér veel anderen. Ben ik geleerd? Neen? Dan zal ik me troosten.
Adieu voor vandaag. De groete van m'n vrouw.
Uw vriend
Dek
Het aanbieden van dat nette boekje kan strekken om de beroerdheid van m'n brieven goed te maken. Gut 't schryven, 't manuaal meen ik, verveelt me zoo. Toch is m'n kopie voor de pers altyd netjes, maar 't kost me veel moeite.